Peter Winnen

Het hoogste stijgingspercentage in ons dorp was de dijk op de Hondsneststraat. Een venijnig stukje van ongeveer tien procent. Waarschijnlijk is het minder geweest maar op mijn crossfietsje, dat ik na lang zeuren op mijn elfde verjaardag kreeg, was het een verdomd lastige klim. Ik moest er voor in de pedalen gaan staan. Gewerkt moest er worden en aangezien ik geen versnellingen had kwam ik steevast met een bezweet voorhoofd aan op de top van de col. Wederom had ik dertig meter in een recordtijd afgelegd. Eenmaal bovenaan gekomen trok ik mijn t-shirt strak, stak mijn armen triomfantelijk in de lucht en waande mij Peter Winnen.
De helden uit mijn jeugd zijn op een hand te tellen en Peter was er een van. Op de jaarmarkt in het naburige dorp, die uitgebreider was en voorzien van een groter springkussen voor de jeugd, had ik van mijn zakgeld een sjaaltje van Winnen aangeschaft. Nog vele jaren heeft het de lege ruimte boven mijn bed gesierd.
Peter Winnen die tweemaal zegevierde op de Alpe d’Huez. Die in een rit naar St. Moritz virtueel in het geel reed. Die eenmaal in het Parijs op het schavot stond. Die de rustdag, oh consternatie, met zijn vrouw doorbracht en die nu uitvinder is geworden. Altijd een vreemde jongen geweest.
Hoe vaak heb ik mij niet Peter gewaand als wij het helse end aflegden richting de Efteling. Ik mocht bij mijn vader achterop maar besloot moedwillig met mijn fietsje de heldentocht zelf af te leggen. Dat ik bij ieder stukje helling in de pedalen ging staan en à la danseuse weer een col bedwong. Iedere dag zat ik gekluisterd aan de buis en die ene keer dat ik het niet kon zien zat ik vastgeklampt aan de radio. Met Theo Koomen. Die ene keer was de tweede maal dat Peter in de sprint won van die Zwitser op alweer Alpe d’Huez.
De eerste keer dat ik de Eiffeltoren zag kon het me geen ruk schelen. Sacre Coeur, Notre Dame en Montmartre gingen in de touringcarbus allemaal aan mij voorbij. Ik was niet in de lichtstad voor de kodakmomenten, nee, ik kwam voor mijn held Peter Winnen die de tour in Parijs kwam afsluiten. De slotetappe met de hoogstwaarschijnlijke massasprint op de Champs Elysee.
In plaats van voor de televisie zou ik Peter op enkele meters afstand in het echie voorbij zien rijden. Ik wilde een goede plek en het liefst bij de finish. Drie uur te vroeg stonden we er. Een groot doek was boven de weg gespannen. Dit moest welhaast de finish zijn en het was er niet eens druk. Omdat drie uur nogal lang was offerde mijn vader zich op om onze plek te bewaken terwijl mijn broers en ik voorzichtig de omgeving verkenden. Nooit gingen we te ver of bleven we te lang weg want de rijders konden elk moment langs komen. Mijn moeder was ondertussen in slaap gevallen tegen een dranghek aan.
Een gendarme kwam eraan om te vragen of alles wel in orde was. Mijn vader probeerde in zijn beste Frans de agent uit te leggen dat het een familiekwaaltje was van moeders zijde. Die mensen kunnen overal slapen. Zelfs staand.
Eindelijk was het dan zover. Na eerst een stel amateurfietsers hebben zien rijden, ik maar zoeken naar Peter, en een uur lang de reclamekaravaan te hebben aanschouwd kwam dan eindelijk het peloton. Zoetemelk, Hinault, Kelly, Lubberding en ja, daar was hij, Peter Winnen. Nog acht rondjes en dan zouden ze hier voor onze neus strijden om de eindoverwinning. Na drie rondjes zag ik echter Kelly al de sprint aantrekken. Meerdere volgden en bij de streep aangekomen hielden ze allemaal weer in en lieten zich terugzakken in het peloton. Geen juichende wielrenner die zich van zijn fiets oprichtte. Nee, ze fietsten gewoon door. We stonden bij de tussensprint! Vandaar dat er niet zo veel volk was bij de hekken.
Een half uur later werd mijn moeder wakker. De etappe was al afgelopen en ze vroeg zich af of ze het had gemist. Wij moesten haar vraag met ja beantwoorden, maar we zeiden er niet bij dat ze niet de enige was.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home