Hooftzakelijk...

...waarin van Hooft de bijzaken en de hoofdzaken uiteenzet.

Thursday, July 01, 2004

Sloot


Onlangs bevond ik mij in een sloot. Een niet alledaagse bezigheid en zeker niet gezien de positie waarin ik mij bevond in die sloot. Als een puppie die zich overgeeft aan een hond van de hogere orde, lag ik met benen en armen omhoog te staren naar de sterrenhemel die zich tentoon spreidde in een Hollandsche polder. Alsof ik de aerobiclessen van Jane Fonda trachtte na te doen, lag ik enigszins beneveld nat te worden omdat ik even daarvoor, toen ik even niet oplette, mijn evenwicht verloor en voorover kukelde in de sloot die na een minuutje zelfs aangenaam vertoeven bleek.

En als je dan zo kijkt naar de grote beer, dat is toch die koekenpan aan de sterrenhemel?, dan is het wachten op de cavalerie om je eruit te trekken. Gelukkig was ik niet de enige in de polder en toen ik eenmaal nat en doorweekt weer op vaste bodem stond, vroeg mijn reddende engel of ik teveel gedronken had. U denkt natuurlijk vast en zeker dat ik dat gedaan had, maar ik antwoordde met de stellige overtuiging van Newton die de zwaartekracht ontdekt heeft, dat ik te weinig gedronken had. Want er zijn momenten dat je te weinig kan drinken, echt waar, en dit was er eentje van.

Drinken kent een aantal fases met daarbij behorende bewegingen. Of noem het symptomen. Whatever you want. In eerste instantie is daar het fenomeen aangeschoten. Kenmerken hiervan zijn de blos op de wangen, de lichtelijk dubbele tong waarmee je spreekt en wat ongecontroleerde handelingen.

Na aangeschoten komt dronken. Hierbij gaan de ogen scheel staan, in ieder geval bij mij, en worden de bewegingen gevaarlijk. Dan kan je dus in een sloot belanden, want in dronken toestand willen dingen nog wel eens gaan draaien. Om dat te voorkomen willen dronken mensen nog wel eens rondjes rond de kerk gaan fietsen. Waar mensen van de spoorwegen gruwen van de gedachte alleen al, daar draait een dronken iemand maar al te graag rondjes rond de kerk in de hoop nuchter te worden. Nuchter als in aangeschoten natuurlijk. Dronken mensen doen er niet voor niets uren over om naar huis te komen. Dat is niet omdat ze de weg kwijt zijn, maar dat is om de drank uit het lijf te lopen zodat je, als je in bed gaat liggen, niet naar een draaiend plafond hoeft te kijken.

De laatste fase is straalbezopen. Specifieke kenmerken die hier bij horen kan ik echter niet geven omdat ik in mijn stomdronkenschap niet meer in staat ben om dat soort dingen te onthouden. Waar je wel toe in staat bent is de meest rare bewegingen. Vanuit een ongecontroleerdheid dus danig controlerend zijn, dat je medestanders zich afvragen hoe je in hemelsnaam overeind blijft. Als ik dus stomdronken was geweest op het moment dat ik die sloot op me af zag komen, dan waren er krachten in mij bovengekomen die ervoor gezorgd hadden dat ik gewoon nog recht overeind stond. En vanuit die gedachte zei ik tegen de persoon die mij uit de sloot haalde dat ik te weinig had gedronken. En misschien klinkt dit voor sommigen raar, maar af en toe zijn er van die momenten dat ik had gewild dat ik wat meer bier achterover had geslagen.

Ellen


Het is pak ‘m beet tien jaar geleden dat ik Ellen ontmoette op Paaspop. Een leuk, lieftallig, klein meisje dat aardig snel impressed was van mijn gladde praatjes. Toen werkten ze nog. Afijn, het was allemaal gezellig en op het Virusfestival in Eindhoven hebben we het feestje compleet gemaakt met een avontuurtje in de belendende struiken. Het stikte die dag van de muggen, maar ik was in een onoverwinnelijke bui en dacht op de een of andere manier dat deze insecten me op deze glorieuze dag niet zouden bijten. Dat ze dat wel deden bleek de volgende dag toen ik helemaal onder de bulten richting Frankrijk toog. De hele vakantie riep ik: “Je n’ai pas de sida. C’est boutons de moustiques” (Ik heb geen Aids, dat zijn muggebulten).

Na het avontuur in de Eindhovense wildernis was Ellen voor mij natuurlijk een gepasseerd station. Weer een kruisje naast mijn bed, een cirkeltje in mijn agenda, maar elkaar later nog zien ho maar! Dat zoiets niet zo makkelijk ging bleek wel toen ik datzelfde jaar naar Pinkpop toog voor een fijn muziekje en een leuk meisje. Net toen ik mijn gladde praatjes verkocht aan een blondine genaamd Tanja, kwam Ellen als een duveltje uit een doosje in beeld. Daar gingen mijn avonturen in de tent met Tanja. Voordeel was wel dat ik nu Ellen als slaapje had, maar echt blij was ik er niet mee. 60.000 man en ik kom haar tegen! Een maand later op Parkpop hetzelfde verhaal. Dacht ik anoniem te kunnen manoeuvreren tussen 300.000 mensen staat Ellen wederom voor mijn neus op het moment dat ik de roodharige Gwennie bijna de mijne mocht noemen! Het moge duidelijk zijn dat ik het Eindhovense bos aardig vervloekte op dat moment.

Vriend Menno keek het alle keren met een grote grijns op zijn bek aan. Hij had de tijd van zijn leven en vond het maar al te leuk dat mijn eenmalige avontuurtje me achtervolgde op elk festival. Hij stelde voor om een soort van Ellen-alarm in te voeren. Wanneer hij haar in het vizier zou krijgen, zou hij zijn linkerarm boven zijn hoofd rondzwaaien en met zijn rechterarm voor de mond maakte hij het geluid van een indiaan die al masturberend klaarkwam. Dat moest toch duidelijk zijn. Drie jaar later op rock Werchter (in België notabene) maakte hij ineens die bewegingen. En ja hoor, tussen 70.000 man had Ellen me weer weten te vinden.

Afgelopen weekend zat ik lekker met Menno voor de buis te kijken naar de Pinkpopregistratie op televisie. Biertje in de hand, jointje erbij en net doen alsof je op een grasveld ligt. We hadden natuurlijk ook kunnen gaan, maar het programma had niet de aansprekende namen om ruim honderd piek voor neer te leggen. Tijdens het optreden van The Hives, inmiddels was het half twaalf en hadden we een Grolsch bijzettafeltje de man verdiend, sprong hij ineens op van zijn stoel en maakte gebaren die mij bekend stonden als het Ellen-alarm. Lang niet gehoord dacht ik nog. Als een dolle stond hij voor de buis te springen en wees naar een meisje op de eerste rij. Ik was verbijsterd en op slag nuchter bij het aanzien van Ellen. Het ergste van alles is dat ze bloedmooi geworden is...

Mean Blues Machine


Waarschijnlijk heeft niemand ooit van de legendarische bluesband ‘The Mean Blues Machine’ gehoord. Dat is erg spijtig maar ook niet verwonderlijk, aangezien de band nooit het repetitiehok heeft verlaten en een zachte dood is gestorven. Legendarisch is ze echter wel, temeer omdat ik fungeerde als zanger en tekstschrijver. Memorabele nummers als ‘kill him slowly’, ‘give me your pain’ en natuurlijk ‘you can have my wife, but not my car’, kwamen van mijn hand.

Naast mij als zanger was er de chronisch blowende en Grolsch drinkende bassist, die ons vanwege zijn beperkte muziekkennis dwong om alle nummers in C te spelen. Omdat hij nogal wat geld geërfd had, had hij zich een jaar of vijf gegeven om het te maken in de muziek.
Verder was er de concertpianist in spe die was aangewezen op een casio-orgeltje dat hem wegens stopcontactgebrek noopte tot het spelen van de drums. Wat wel fijn was, want de echte drummer was doorgaans verhinderd tijdens de repetities. Wie de gitarist was is mij nog steeds niet duidelijk want de bassist kwam iedere week met een nieuwe aanzetten. De een nog wereldvreemder dan de ander.

De bedoeling was uiteindelijk dat de band zou gaan spelen op diverse motormeetings. De bassist had zo zijn connecties en zodra we een half uurtje repertoire hadden zouden we kunnen spelen bij een treffen van ‘The Lone Riders’. Of zoiets. Het is er echter nooit van gekomen en ik geloof trouwens niet dat The Mean Blues Machine ooit een heel nummer heeft uitgespeeld. Meestal raakte de bassist zijn lijn kwijt, ging de drummer -die pianist dus- iets te jazzy spelen, hadden we geen gitarist of moest er gestopt worden omdat de joint aan een der muzikanten moest worden doorgegeven. Sowieso gingen blowen en spelen niet zo goed tegelijk in de band. Iedereen kreeg van het druggebruik een droge bek, dus maar al te vaak was er na de drugspauze een drinkpauze. Zeker weten doe ik het in ieder geval niet meer.

Het repetitiehok was een groot atelier dat deels door ons gebruikt mocht worden om te brallen. Elektriciteit was een vooroorlogs begrip in dit pand en met gevaar voor eigen leven kon de pianist/drummer een peertje brandende krijgen. Deze was geïnstalleerd voor de basdrum die bij al te hevige solo’s het lampje deed veranderen in een stroboscoop.

Het voordeel van de ruimte was dat we tot in de ochtend konden doorspelen en op een nacht schijnt het gebeurd te zijn dat The Mean Blues Machine een heel nummer heeft gespeeld dat nog goed klonk ook. Het schijnt wel een instrumentaal nummer te zijn geweest, want ondergetekende lag ergens tussen de matrassen zijn roes uit te slapen.

Het atelier lag volgens onze begrippen op een asociaal verre afstand van de binnenstad. Meestal hadden we geen zin om te lopen en teveel gedronken om nog normen en waarden te hebben. Maar al te vaak werden er fietsen gestolen om toch maar te kunnen repeteren.

The Mean Blues Machine is een zachte dood gestorven omdat ik andere aspiraties had en de drummer -niet de pianist- eindelijk toegaf geen tijd te hebben. Bovendien was de huurachterstand dusdanig groot dat niemand bereid was zoveel geld te investeren in een band die het waarschijnlijk toch niet zou worden. De pianist pakte weer zijn klassieke studie op om later toch maar elektricien te worden. De bassist schijnt doorgegaan te zijn en onder een andere naam te opereren. Ze bouwen op dit moment een bescheiden cultstatus op tijdens vage motormeetings. Al met al zal die band echter nooit zo legendarisch worden als The Mean Blues Machine. Ze hebben namelijk optredens en repertoire. Vandaar.

Sportdrank


Sport en drank is een combinatie die eigenlijk uit den boze is. Na afloop van een wedstrijd is het niet kwalijk te nemen dat je een pilsje pakt om de overwinning te vieren. Of het verlies te verwerken. Wanneer je echter in de ochtend uit een kroeg rolt is het niet raadzaam om enkele uren later sportieve prestaties te verrichten. In de tijd dat ik nog in de horeca werkte, hadden we eens per jaar een volleybaltoernooi in Vlijmen. Het was een zogeheten recreantentoernooi waarbij families, kaartclubjes en andere punnik- en kantklosverenigingen elkaar bevochten aan het net. Het leek ons niet-sporters een leuke uitdaging om ons bij dat illustere gezelschap te voegen voor wat spierpijn en recreatief vermaak. In de jaren dat wij meededen aan het toernooi zijn we altijd ge‘indigd in de onderste regionen. Niet omdat we zo slecht waren maar eerder vanwege de alcohol in ons lichaam van de avond tevoren. Die was nog niet echt uitgewerkt.

Na afloop van het poetsen van bar, tafels en vloer was het rond de klok van drieën en hadden we nog een klein slaapmutsje verdiend. Dat ene drankje werd een groot gelag en pas tegen vijven riep een heldere geest dat we de volgende ochtend present moesten zijn voor het volleybaltoernooi. Sommigen trokken hun conclusies en gingen op bed aan om toch nog wat slapen te krijgen. Anderen trokken de conclusie dat we nu toch eenmaal brak waren en net zo goed konden doordrinken en een avondje slaap overslaan.

Op het terrein aangekomen keken de tegenstanders ons met een vreemde blik aan. Allemaal waren ze gehuld in een passende outfit opdat ze te onderscheiden waren voor mogelijke tegenstanders en wij waren gehuld in de t-shirts die die ochtend boven op de plank van de klerenkast lagen. Sommigen onder ons waren zelfs een korte broek en het juiste schoeisel vergeten maar aangezien het ons niet leek te deren namen de tegenstanders dat voor lief.

Bij het eerste partijtje was het duidelijk dat we er nog in moesten komen. Bij de setstanden tweemaal 15-0 verlegden we onze ambities en besloten te gaan voor een punt in plaats van een set. De tweede opponent nam ons aandachtig in zich op voor aanvang van de wedstrijd en riep verbaasd: “Jullie zijn dronken!” Waarop wij niets anders konden doen dan volmondig ja knikken en op jacht te gaan naar het ene punt. Wederom verloren we met twee keer 15-0.

Aan het eind van de dag waren we op de vijftiende plaats geëindigd. Omdat een tegenstander nog slechter gepresteerd had, waren wij met vier gescoorde punten op de één na laatste plaats beland. De dag erop werd een ieder van ons wakker met een dusdanige spierpijn dat we collectief besloten volgend jaar toch maar niet zoveel te drinken voor aanvang van de wedstrijd.

Dat drank meer kapot maakt dan je lief is heb ik vorig jaar ondervonden. Of moet ik zeggen dat geen drank meer kapot maakt dan je lief is? Ditmaal deed ik mee aan een voetbaltoernooitje dat georganiseerd was voor de verscheidene horecatenten van het theaterfestival in Den Bosch. Ook hier stond iedereen dronken op het veld maar sommige teams hadden zich professioneel voorzien van voetbalschoenen met noppen. Als overtreffende trap liepen er zelfs spelers rond in van stalen neuzen voorziene kisten. Zij die slechts gehuld waren in gymschoenen en sneakers zagen hier echter geen gevaar in omdat iedereen toch nog aardig wat drank in het lijf had. Immers, wat kon er nou gebeuren?

Laat er nou net de avond tevoren iemand op tijd naar bed zijn gegaan. Zo iemand die maar al te graag wil winnen en in tegenstelling tot de rest geen sloten met bier naar binnen heeft geladen. Zo eentje die bij mijn tweede balcontact ook een balcontact wilde maken maar echter kennismaakte met mijn enkelbanden. Het resultaat van dit alles was dat ik de rest van het festival niet heb kunnen werken en ik enkele weken met verrekte enkelbanden mocht voortstrompelen. Toen ik in die periode over straat liep en mensen mij vroegen wat ik mankeerde dan riep ik dat was van een potje voetballen. Ik zei niet dat het kwam omdat ik aangevallen werd door die ene speler die nuchter was. Eigenlijk is dat wel de moraal van het verhaal: geen drank maakt meer kapot dan je lief is.

Een Stray Cat


Omdat ik ooit op zesjarige leeftijd een trommel van mijn ouders had gekregen, waarschijnlijk voor mijn zesde verjaardag, mocht ik de drummer Slim Jim Phantom zijn. Jan en Henrie hadden beiden een gitaar en als Henrie zijn exemplaar rechtop op een stoel zette, was het net een contrabas. Jan was hiermee automatisch de zanger geworden en met grote ambitie repeteerden we op onze kamers ons repertoire want de week erop zouden we ons eerste optreden hebben in de klas. De Stray Cats was onze eerste keuze, aangezien deze stoer ogende kerels sterk overeen kwamen met het beeld van wat we later wilden worden.

Onze playbackact was uiteraard een groot succes. De juffrouw was zo gecharmeerd van deze tienjarige rockers dat we van haar een tournee mochten doen langs alle klassen van de school. We begonnen in de kleuterklas waar we matig werden ontvangen. Onze act was waarschijnlijk te volwassen voor deze blaagjes en dat bleek ook wel toen we onze tour vervolgden. Hoe hoger de klassen waar we in optraden, hoe groter het succes was. In de zesde klas aanbeland kregen we het idee voor een echt concert. Ik bedoel, een nummertje playbacken kan iedereen, maar een heel optreden dat was andere koek. Zodoende besloten we de hele elpee in te studeren. We maakten posters die we overal op lantaarnpalen plakten en in een mum van tijd was het overal bekend dat de Stray Cats in de Nieuwstraat bij Henrie thuis zouden optreden. Dit alles voor het luttele bedrag van een gulden. Uiteraard was dit inclusief een glaasje ranja.

Voor mijn tiende verjaardag had ik een provisorisch lichtorgeltje gekregen dat die woensdagmiddag dienst deed als spectaculaire lichtshow. Het concert was vooraf al bijna uitverkocht en nadat de laatste stoelen bezet werden door de buurjongetjes van Henrie was ons optreden voor aanvang al een hit. Het concert duurde welgeteld negenendertig minuten en achtentwintig seconden, wat ik pas later ontdekte toen ik enkele jaren geleden de ceedee kocht. Ons optreden werd onderbroken door een kleine pauze om de elpee, die van Jan was, om te draaien.

De keerzijde van ons succes kwam al de volgende dag. Uit pure kift was Addi met een paar vrienden ook een band begonnen om ons de loef af te steken. Helaas voor Addi koos hij de verkeerde band, maar voor ons de Stray Cats, waren de Shadows geduchte concurrenten.
Natuurlijk hadden wij een mijlenverre voorsprong op deze amateurs die hun nummers vertolkten met een tennisracket in de hand. Wij hadden echte gitaren. Desalniettemin zagen we de vriendinnetjes die we hadden opgedaan na onze succesvolle tour, sterk naar de Shadows lonken. Dit konden we niet laten gebeuren.

Ons eerste wapenfeit was een heuse dreigbrief gericht aan de moeder van Addie. Als haar zoon niet snel op zou houden met zijn act, zou deze nog wel eens wat beleven. Was getekend de Stray Cats. We kregen geen antwoord op ons dreigement en zagen ons genoodzaakt nog harder toe te slaan. In eerste instantie wilden we dat letterlijk gaan doen maar al snel kwam het idee om een nieuw concert te geven, echter ditmaal veel spectaculairder dan het vorige.

Zodoende kwam het dat bij het tweede en laatste optreden van de Stray Cats, ditmaal in mijn huis, ook danseressen aanwezig waren en u mag drie keer raden wie dat waren. Daar ging het fout met onze carrière. We waren gezwicht voor onze vriendinnetjes die ook een deel eisten van onze glamour. Weliswaar was het wederom een uitverkocht huis waar we voor speelden, maar er waren zoveel wrijvingen tussen de band en de danseressen dat niemand na afloop echt blij was. Ik in het bijzonder niet. Want onderschat een playbackende drummer niet. Als drummer moet je wel slaan, maar niet op de trommel. Anders hoor je het. Ik sloeg die middag bij het één na laatste nummer iets te hard en mepte een gat in mijn vel. Met die slag was ook de carrière van mij als Stray Cat voorbij.

Ik heb de trommel laatst nog gevonden bij mijn ouders thuis en even dacht ik aan een reünie. Nog een keer optreden om een grote financiële slag mee te slaan. Maar ja, wie zou er moeten komen kijken?

Ons moeder


Mijn moedertje, drieenzestig sinds oktober, is er eentje van de vergeetachtige soort. Al sinds jaar en dag spreekt ze me minstens tweemaal in de week aan de met de namen van broers Hans en Pim. Aanstekers is ze na twee sjekkies draaien kwijt dus toen ik vorig jaar eens origineel voor de dag wilde komen op haar verjaardag, gaf ik haar een Zippo cadeau. Zo’n mooie elegante damesuitvoering en omdat ik er geen gras over liet groeien voegde ik er vloeistof, vuursteentjes en een extra lont aan toe. Dit alles onder het motto: een wegwerpaansteker verlies je uit het oog maar een Zippo wil je niet kwijt raken.

Mijn cadeau is ze inderdaad niet verloren. Nog steeds glinstert het goud je toe vanaf de schoorsteenmantel want daar staat de aansteker al sinds vorig jaar oktober onaangeroerd. Geef je eens een keer wat anders dan de jaarlijkse bloemen met bonbons, durft ze het niet te gebruiken. Bang dat ze het mooie presentje verliest en me vervolgens niet meer onder ogen kan komen.

Ooit wil ze het wel gebruiken hoor. Op een bruiloft of zo. Staat lekker sjiek want mijn moeder vindt nog steeds dat je op een bruiloft netjes voor de dag moet komen. Ze rookt daar dan ook geen shag. Dat vindt ze ordinair en dan schakelt ze over op Caballero zonder filter. Sinds mijn cadeautje wil ze die dus aansteken met haar Zippo. Alleen zijn er het afgelopen jaar geen feesten geweest en het eerstkomende echtpaar dat besluit zich in de echt te verbinden zal ik zijn met mijn vriendin. Dat plan blijft echter, hoop ik, nog een hele tijd in de koelkast. Maar dit dus om de vergeetachtigheid van mijn moedertje te illustreren als inleiding tot haar grote heldendaad.

Telkens als het wassende water weer de uiterwaarden tart en de dijken nauwlettend in de gaten worden gehouden, begint mijn moeder weer over haar grote avontuur van de evacuatie van de Bommelerwaard.
Enkele jaren geleden was het water bezig aan een opmars die zijn weerga niet kende. Dijken dreigden door te breken, het grondwater liep al bijna uit de kelders toen de commissaris van de koningin in Gelderland, Jan Terlouw, besloot tot een algehele evacuatie van mijn geboortestreek. De ramp zou anders niet te overzien zijn en mijn ouders sjouwden de meubels naar boven, hoopten dat de parketvloer het zou overleven en ‘vluchtten’ naar veiliger oorden. De dag erna kwam ons moeder tot de ontdekking dat de jurk voor het bruiloftsfeest van dat weekend was vergeten. Probleem was dus ook dat niemand meer het geëvacueerde gebied in mocht.

Ma van Hooft, niet voor één gat te vangen, toog alsnog naar haar woonplaats in de hoop een oplossing te vinden voor het probleem dat was ontstaan door haar vergeetachtigheid. Aldaar aangekomen bleek dat er met geen mogelijkheid in het rampgebied was te geraken. Gelukkig was daar de baas van haar interieur verzorgend werk. Voorzien van een speciaal pasje mocht hij wel de brug over om te checken hoe het met het bedrijf stond. Nadat mijn moeder het probleem had uitgelegd gingen ze gezamenlijk over op plan B: de kofferbak. Als een volleerd smokkelaarster is ze bij haar baas achter in de auto gaan liggen om toch maar de jurk voor de bruiloft te bemachtigen.

Niemand die haar gezien heeft en op de bruiloft was ze een echt dametje met haar jurk. Sinds die dag volgt ze het nieuws over mogelijke dijkdoorbraken met meer dan normale belangstelling. Telkens mogen we haar verhaal weer aanhoren en we zijn benieuwd waarvoor ze dit keer in de kofferbak gaat liggen om iets op te halen wat ze vergeten is. Mijn Zippo?

Dronkemanspraat


Van de week heb ik mijn vriendin maar weer eens verteld hoeveel ik om haar geef. Niet dat ze enige aandacht schonk aan mijn woorden want de keren dat ik haar mijn liefde verklaar heb ik meestal een stuk in mijn kraag. Na bier nummer acht of negen begin ik iedereen aardig te vinden en als het toppunt is bereikt hou ik van allemaal. Ooit ben ik in slaap gevallen op de trap van mijn studentenhuis en toen ik opgemerkt werd door de buurvrouw kon ik schijnbaar alleen nog maar uitkramen dat ze de fijnste buuv was die ik ooit heb gehad en dat ze ons huis vooral niet moest verlaten. Ik weet er helaas niets meer van. Die bewuste avond heeft tot op heden nog steeds enkele gaten. Ik ben schijnbaar nog in een homobar gesignaleerd en ik blijf hopen dat ik daar niet al te uitbundig mijn liefde voor de mensheid heb verkondigd.

Gelukkig valt het bij mij nog mee. Meestal kan ik me nog wel iets herinneren van mijn daden en bij mijn weten loopt dat allemaal wel los. Mijn vader heeft het erger. Die wordt nog steeds iedere verjaardag geconfronteerd met het feit dat hij ooit dacht de hond uit te laten.

Na een vermoeiende en enerverende bruiloft had mijn moeder nog de helderheid om de hond uit te laten. Omdat ze de riem nergens kon vinden mocht de poedel onaangelijnd rauzen. Toen mijn moeder huiswaarts keerde kwam ze mijn vader tegen in een meer dan beschonken staat. In het grasveldje om de hoek stond hij met de honderiem in de hand wezenloos voor zich uit te staren. Op de vraag van ma wat hij aan het doen was, vertelde hij dat de hond door hem werd uitgelaten. Ma was zo intelligent om hem in die waan te laten en riep bij het zien van hond die naast haar stond: “Oh, daar zul je hem hebben”. Als het verhaal op de verjaardag is afgelopen ligt de hele familie wederom in een deuk en prevelt mijn vader zachtjes “Ja, lach er maar om”.

Nu valt dit nog wel mee. Wat dat betreft had Frans het veel erger meegemaakt. Die mag na de anekdote van mijn moeder altijd zijn dronkemansverhaal vertellen. Hij stond namelijk ooit totaal beschonken op het toilet en was in de veronderstelling dat hij tijdens het urineren zijn lid in z’n handen had. Toen na enkele seconden bleek dat zijn hele broek ondergezeken werd keek hij nog eens goed naar beneden en kwam tot de ontdekking dat hij het puntje van zijn blouse had beet gepakt.

Het toppunt van dronkenschap had Henkie uit onze kaartclub. Die bleef ooit bij één van zijn beste vrienden slapen en liet een onuitwisbare indruk achter. Deze vriend spaarde voor de hobby zijden stropdassen en had die alfabetisch en op kleur in een kast opgehangen. Henkie moest die nacht heel nodig en omdat de deuren in zijn dronkenschap zo op elkaar leken, was het niet te vermijden dat hij de verkeerde deur opende. De hele collectie dassen voorzag hij van een speciale urinale coating waardoor de schade niet te overzien was.

Dan is er natuurlijk nog de overtreffende trap en die is in het bezit van Leo. Leo is eigenlijk helemaal niet leuk als hij dronken. Hij slaat veel te hard op je schouders om amicaal over te komen en weet dus echt niet meer wat hij doet als hij een te hoog promillage in zijn bloed heeft. Zijn vriendin heeft het aan den lijven mogen ondervinden toen ze ‘s ochtends na een lange avond stappen een wasje wilde draaien. Bij het openen van de klep van de droogtrommel bleek namelijk dat Leo zich die nacht had vergist tijdens zijn zoektocht naar het toilet. Een andere verklaring voor die drol die er lag was er niet te vinden.

Eurodisney


Pa van Hooft is een echte sjacheraar. Tot ergernis van de hele familie probeert hij bij elke aankoop die hij tracht te plegen een fikse korting te krijgen op het bedrag dat betaald moet worden. Wanneer een firma zoals de Harense Smid een laagste prijsgarantie geeft schuimt hij twee weken lang stad en land af om hetzelfde artikel goedkoper aan te treffen en het verschil in bedrag terug te eisen bij de winkel in Hintham. Hij zou natuurlijk ook gewoon gelijk op zoek kunnen gaan naar het goedkoopste exemplaar en die aanschaffen, maar reken maar dat hij er genoegen in schept om telkenmale terug te keren bij de Harense smid om weer wat geld op te halen.

Het bontst heeft hij het wel gemaakt toen hij een tiental jaren geleden zijn eerste Renault aanschafte. Jarenlang reed hij in Mitsubushi’s en andere Japanners en nu achtte hij de tijd rijp om een Europese auto te rijden. Hij trof het niet echt want op het moment dat de Megane geleverd zou worden gingen de arbeiders van de Renaultfabriek in staking. Hij kon zolang rond rijden in een exemplaar van de garage en toen zijn auto klaar was om mee weg te rijden bleek Renault een actie te hebben gelanceerd waarbij je bij aanschaf van een Megane een lang weekend gratis naar Eurodisney mocht. Dat kon de heer van Hooft natuurlijk niet onopgemerkt aan zich voorbij laten gaan en hij vroeg de meneer van de garage waar zijn kaartjes voor het park van Mickey en Donald dan wel niet bleven. De man antwoordde daarop dat zoiets niet mogelijk was omdat de Renault door mijn vader was aangeschaft voor de actie was gaan lopen. Pa ging maar eens even sjacheren en na een klein kwartiertje had ie het voor elkaar hoor. Hij kon naar Eurodisney voor het bedrag dat de Renaultgarage moest neerleggen. Dit bedrag was natuurlijk een stuk lager dan de werkelijke entreeprijs met drie overnachtingen. Hij had het dan wel niet voor niks gekregen, maar hij kon toch mooi met een fikse korting naar het nieuwste attractiepark in Parijs. Was de actie bedoeld voor vier personen, Wim van Hooft had gelijk geregeld dat we met z’n achten er naar toe konden. Aldus kon ook de schoonfamilie van mijn broer mee en gingen we een fijn weekend tegemoet.

Nu was Eurodisney in het eerste jaar niet echt het topattractiepark wat het nu is. Het was voor het eerst dat Amerikanen een poging waagden op amusementsgebied in Europa en ze hadden geen rekening gehouden met de leefpatronen van ons Europeanen. Zo was het verboden om etenswaar van buiten het park mee naar binnen te nemen. Voor Nederlanders was dit natuurlijk de grootste ramp die men zich kan voorstellen, zeker als je bekijkt hoeveel koelboxen mensen meesleuren naar een dagje Efteling. Nu mag pa dan wel de sjacheraar zijn, mijn moeder is de ware rebel in de familie die dan ook besloot zich niet aan deze regel te houden. Zodoende kwam het dat wij ergens in 1991 met acht mensen voor drie dagen naar Eurodisney in Parijs gingen. Deze acht mensen betaalden hiervoor dankzij bemiddeling van mijn vader het luttele bedrag van honderd gulden per persoon. Mijn moeder had vervolgens voor het proviand gezorgd en in de kofferbak van de nieuwe Renault Megane bevond zich een koffer vol met krentenbollen. Men dacht daar bij Disney toch niet dat wij voor dat dure eten in het park gingen betalen? Als we die krentenbollen het hotel ingesmokkeld kregen dan lukte het vast ook wel ze in de rij bij de achtbaan te verorberen.

Eigenlijk vielen de prijzen van eten in het attractiepark best mee. Voor iets meer dan een tientje had je een frietje met hamburger en cola. Ik was allang blij dat ik niet het hele weekend veroordeeld was tot het eten van krentenbollen. Het weekend was zelfs zo leuk dat we ze haast vergeten waren, tot mijn moeder bij de grensovergang bij Hazeldonk iedereen kotsneigingen bezorgde toen ze vroeg: wil er iemand nog een krentenbol? Nog steeds als ik voorbij een bakker loop en ik zie een krentenbol liggen, dan moet ik aan Mickey Mouse denken. Sterker nog, andersom geldt dat dus ook.

Doe Maar


Het jaar was 1983. Zesde klas lagere school en op het schoolplein liepen de meisjes te huilen. Wendy en Saskia waren lichtelijk aan het sniffen, Andrea moest een traan onderdrukken en vooral Vera was ontroostbaar. Doe Maar was uit elkaar en het vrouwelijk deel der natie was hard getroffen. Wij jongens stonden op onze vaste plek, bij de voorloper van de wipkip, sloegen het gade en dachten: net goed. Dat zal ze leren.

Niemand van de jongens die ook maar enige vorm van medelijden met de aanstormende pubers had, want hier hadden we lang op gewacht. Bijna twee jaar lang waren we geterroriseerd door buttons op jasjes, zweetbandjes om polsen en posters in Hitkrant en Popfoto. Geen dag ging er voorbij of je kreeg de koppen van Henny en Ernst in beeld. Over de muziek werd niet gepraat en omdat de meeste meisjes Doe Maar leuk vonden vanwege de aantrekkelijkheid van de twee frontmannen waren wij jongens uiteraard niet de grootste fans van de band.
Wij waren voor Het Goede Doel.

Ik persoonlijk heb erg geleden onder de mediaterreur die me toendertijd overviel. Getekend voor het leven ben ik sindsdien, al is het alleen maar omdat Andrea geen verkering met me wilde. Ze wilde namelijk wachten op Henny.

Het jaar is 2000. Doe Maar is weer bij elkaar en ik heb kaartjes voor een van de try-out concerten weten te bemachtigen. Ik gun de heren de rehabilitatie omdat ik in de loop der tijd mijn haatgevoelens heb zien verdwijnen en ik nu wel durf toe te geven dat ik ze toendertijd goed vond. De meisjes gaven in die tijd blijk van hun eerste kalverliefde en wat ik had was gewoon kalverjaloezie. Inmiddels weet ik ook wel dat Andrea niet met we wilde lopen ook al was Henny er niet geweest. Maar had dat dan op z’n minst gezegd, denk ik dan.

Om het concert in een woord samen te vatten is simpel: vet. Of gaaf, wat je wil. De gevoelens die ik had zijn echter niet zo makkelijk weer te geven. Emotioneel is het een hele brok om te verwerken. Zeker als je vriendin ineens die verliefde blik weer in haar ogen heeft. Die blik is er niet vanwege jou.

Eigenlijk zijn het gewoon de Beatles. Twee songschrijvers die hits uitpoepen alsof het niks is. En als Henny en Ernst, John en Paul zijn, dan is Jan Hendriks toch wel de George Harrison van Doe Maar. Die mocht op iedere elpee een liedje leveren en zingen. Op het nieuwe album mag hij de kater bezingen.

Het is de enige band die bij elkaar kon komen in Nederland. Natuurlijk zullen Toontje Lager, Het Goede Doel en Noodweer ook proberen een centje te slaan uit een reünie, maar mooi niet dat ze zestien keer Ahoy uitverkopen. Nee, Erik Mesie is niet meer de swingking die hij ooit dacht te zijn.

Het hele repertoire passeert de revue. Nachtzuster, 1 nacht alleen, de laatste keer en Belle Helene. Het enige wat ontbreekt is Nederwiet, maar waar je het toen nog zong en niet wist waar het over ging, loop je nu de joints door te geven aan je vrienden. De alcohol vloeit rijkelijk en als je na afloop van het concert echt even bij moet komen pak je in het centrum van Brussel nog echte Belgische patatten mee. Vet dus, met een of andere Andalusie-saus.

De terugweg wordt aanvaard en ergens buiten Brussel begint het allemaal bij mij te draaien. Teveel bier, teveel drugs en dat frietje is de druppel die de kotsemmer doet overlopen. Het liefst wil je de deur opengooien maar dat lukt sowieso niet omdat er een kinderslot op zit. Dan maar het raampje opendraaien en als een puber hang je op de snelweg Brussel-Antwerpen uit het raam om een avondje Doe Maar uit te kotsen.

En daarmee is de cirkel rond. Alle aspecten van 16 jaar geleden zijn aan je voorbijgegaan. Je vriendin die weer verliefd is op Henny, jij die wederom jaloers bent op meneer Vrienten en als de eerste de beste adolescent geef je de tot je genomen consumpties terug aan de Belgen. En terwijl je hoopt dat je bril niet van je hoofd valt als je uit het raam hangt, denk je aan de woorden die Doe Maar die avond zong: Oké, doe mij er dan maar twee, want met die ene kom ik er niet mee. Had het maar bij die ene gelaten.

H2O


Het moet een jaar of zes geleden zijn geweest dat ik haar voor het laatst heb gezien voordat ze die dag in de bus stapte toen ik richting mijn ouderlijk huis ging. We hadden samen geschiedenis geschreven. Uren heb ik doorgebracht naast haar in een scheikundelokaal. Vanuit mijn ooghoeken keek ik dan naar haar en voelde mij een belangrijke schakel in de wereld want we deelden samen reageerbuizen, bestudeerden wetenschappelijke processen en als we elkaar nodig hadden omdat we iets niet snapten, konden we bij elkaar te rade gaan. Bij de chemische processen in mijn hoofd had ik haar ook graag gehad, verliefd als ik op haar was.

Ze had mijn aandacht het jaar daarvoor al gekregen en gedurende de grote zomervakantie die daarop volgde kon ik alleen maar aan ons weerzien denken. Vele woorden heb ik in schriftjes voor haar geschreven en op de dag dat het nieuwe schooljaar begon kwam ze naast me zitten. Mijn gebeden waren verhoord. Het hele jaar zou ik haar nabijheid doorbrengen. Haar adem zou de mijne passeren en het parfum van haar lichaam zou ik iedere dag kunnen opsnuiven tot de dag dat ik het niet meer aan kon en het haar zou vragen. Die dag is nooit gekomen.

Een puberale liefde was het die ik voor haar had in het scheikundelokaal. Expres dingen vragen die ik dondersgoed wist, maar hulpvaardig als ze was zou ze me daar altijd wel uit helpen. Ze zou mij met haar mooie ogen aankijken. Ogen die bol stonden van het vocht, gevuld met een blijheid waarvan ik dacht dat die voor mij bestemd was. En altijd durfde ik dan niets. Nooit vroeg ik haar om na schooltijd nog even verder te praten. Ik zocht niet eens uit in welke cafés ze ging stappen. Nee, bij het verlaten van het scheikundelokaal, bij het ophangen van mijn laboratoriumjas was mijn liefde voorbij en wachtte ik geduldig tot de volgende les.

Ik was nooit ziek tijdens die lessen. Bang dat ik uren met haar zou missen stelde ik elke ziekte uit. De dagen dat zij ziek was zat ik ziels alleen op een eiland, beklemd tussen reageerbuizen, pipetten en scheikundeboeken. Niemand die mijn eenzaamheid zag en niemand die het ooit zou weten. Zelfs zij niet.

Ik dacht dat ik signalen genoeg uitzond. Kleine dingetjes die zij alleen zou kunnen snappen. Ik liet haar gedichten lezen die voor haar geschreven waren maar dat zei ik er niet bij.

Halverwege het jaar is de moed mij in de schoenen gezakt. Steeds vaker ging ze naast vriendinnen zitten tijdens de les. Steeds minder ging ze bij mij te rade met haar scheikundeproblemen. Samen met haar vriendinnen smiespelde ze over mij. Ik dacht dat ze het nu wel wist. Smalend werd ik gezien als het middelpunt der spot. Het kleine hofnarretje van Nicole dat danste wanneer zij dat wilde.
Ik had het gedaan. Alles had ik gedaan om de vernedering die ik voelde te kunnen vermijden. Later hoorde ik dat ze echt nooit van iets heeft geweten.

Nu zat ze voor me in de bus. Nog steeds hetzelfde. Geen steek veranderd en haar mooie volle bruine ogen leken weer net water te schieten bij ons weerzien. Ze lachte lief over de dingen die we bespraken. Twintig minuten praatten we in die bus alsof de tijd had stilgestaan. Alsof ik nooit andere vriendinnen had gehad en zij nooit naar Nijmegen was verhuisd.

In die twintig minuten schoot mijn puberteit weer voorbij. Hoeveel Nicole’s heb ik toen niet gehad? Meiden in het begin van hun leven, onzeker, nog niet volwassen en altijd vallen op jongens uit vel hogere klassen.
Wat had ik dolgraag in die bus de knopen van haar bloes losgeknoopt om de welriekende borsten te aanschouwen. Hoe graag ik die had gestreeld om vervolgens haar volle lippen te zoenen en dat ze mij dan terug zou zoenen. Dat we in die bus daar al die natte dromen van mij tot waarheid hadden gemaakt en we de wereld zouden ontvluchten om eeuwig verder te leven. We zouden trouwen, kinderen krijgen en heel oud worden; alle dromen die ik mijzelf als puber inbeeldde als ik weer op een onbereikbare dame verliefd was. Als ik weer het lef niet had om de stoute schoenen aan te trekken en ik de liefde liet wegebben op de golven van het jaar want over twee maanden zou ik weer zo’n liefde hebben.

Hier in die bus had ik weer zo’n verliefdheid. We hadden zoveel kunnen zijn als jij het toen had geweten. Als jij toen hetzelfde had gevoeld hadden we hier in deze bus gezeten zoals ik nog nooit in een bus heb gezeten. Ik had je lichaam gekend. Je naaktheid zou voor mij geen geheim meer zijn maar een kunstwerk dat ik iedere dag mocht bewonderen en aanraken. Waarin ik in de plooien kon verdwijnen, in de warmte van jouw schoot en waarbij ik thuis was geweest. Al je moedervlekken zou ik gezien hebben. Ook de vlekken die niemand wist, maar je hebt het nooit geweten van mij.
Ik stapte de bus uit en vervolgde mijn weg naar huis. Moeder wacht met het eten.

Mijn sportcarriere


Mijn sportieve carrière is een kort en bondige. Eenmaal flink op mijn bek gegaan op de brug met gelijke leggers was het turnen een dichtgeslagen boek. Omdat de kans dat ik door mijn medespelers onderuitgeschopt zou worden dusdanig groot was, heb ik nooit op voetballen gezeten. Ik heb nog even professioneel bowlen overwogen maar ik mocht niet van mijn moeder in het donker fietsen richting de hal. Het enige dat prijkt op mijn palmares is de crossloop. Een soort Coopertest maar eigenlijk was het gewoon een rondje rond de school. Een slijtageslag van twee kilometer en een beetje, die je in tien en een halve minuut moest afleggen.

De eerste keer eindigde ik te laat. Niet vanwege mijn loopcapaciteiten maar eerder omdat ik verkeerd gelopen was. Een halve kilometer te veel. Bij het winkelcentrum moest je linksaf in plaats van rechtdoor. De leraar bewonderde wel mijn fanatisme maar kon het niet belonen met een voldoende.

Ik had ook nooit de aspiraties. De trainingen bij de gymles sloeg ik stelselmatig over en eenmaal de route onder de knie had ik ook een binnendoorweggetje gevonden waardoor ik des te minder prestatie moest leveren voor een optimaal eindcijfer op het rapport. De keren dat ik een serieuze poging wilde wagen strandden omdat ik de race niet goed kon opbouwen. De versnelling kwam niet of te laat en altijd eindigde ik in de achterhoede.

Tot de editie van 1988. Ik besloot die dag te gaan voor de dood of de gladiolen. Als een speer vertrekken en kijken waar de man met de hamer me staat op te wachten. Ik had die meneer al na vijfhonderd meter verwacht, maar na een kilometer liep ik nog steeds op kop en bij mij hadden zich Sander en Xavier gevoegd. Xavier was de hardloopheld op school. Ieder jaar verbrak hij records maar die dag had hij een off-day. Hij hoefde zich niet persé te bewijzen en wilde ons wel een handje helpen. Zodoende had ik dus mijn eigen haas.

Sander was nieuw dat jaar op school. Hij zat op atletiek, kon rennen als de beste maar had het probleem dat ik de eerste keer had; hij wist de juiste route niet. En daar liep ik dan. Inmiddels een pakje per dag wegpaffend bevond ik me tussen Gerard Nijboer en Marti Ten Cate. Ten Cate had altijd een flinke snotbel uit zijn neus hangen die meestal net niet zijn leernichtsnor raakte en Sander gaf hier een goede imitatie weg. We besloten onderweg een pact te sluiten. Voor het eerst in de historie van de crossloop zouden er meerdere winnaars zijn omdat we ter hoogte van het winkelcentrum besloten samen over de finish te gaan. Net als in de Elfstedentocht zouden we dan gediskwalificeerd worden en nog jaren zou er nagepraat worden over ‘Het pact van ‘88’.

De laatste honderd meter kreeg ik mijn bedenkingen. Als ik ooit de kans had om überhaupt iets toe te voegen aan mijn overwinningslijst was het hier. Vrienden zou ik toch nooit worden met mijn medelopers en ik besloot er nog een sprintje uit te trekken. Ik liet Sander en Xavier het achterste van mijn t-shirt zien en rende juichend over de streep. Zodoende kwam het dat ik in de editie van 1988 de winnaar was van de crossloop. Omdat je beter op je hoogtepunt kunt stoppen, kijk maar naar Jacco Eltingh, heb ik daarna nooit meer iets uitgevoerd op sportief vlak.

En als mijn vriendin dan weer eens klaagt over mijn gestaag groeiende bierbuik vertel ik haar altijd weer mijn crossloopverhaal en dat je beter kan stoppen op je hoogtepunt.
Waarop zij dan altijd gevat antwoordt dat ze nu snapt waarom ik na de daad direct in slaap val.

Nee


Voor alles hadden we oplossing die ellenlange avonden aan de bar. Wereldproblemen waren in een slok opgelost en niet alleen omdat Vader Abraham erover zong in zijn ‘kleine café aan de haven'. Van complotheorieën tot de wereldvrede; de meest geweldige ideeën werden geopperd aan de bar en het kenmerkende van allemaal was dat ze nooit uitgevoerd werden. Emiel suggereerde dat Amerika nooit bestaan heeft en hij memoreerde aan het feit dat de Mensjewieken en de Bolsjewieken toentertijd flinke ruzie hadden. Uit die ruzie waren volgens hem de Verenigde Staten ontstaan. Het lag schijnbaar achter de Oeral en ook de mens was according to Emiel niet op de maan geland. Allemaal special effects zei hij.

Kees kwam ooit met het idee om versleten gympies op de markt te brengen. Na zijn betoog te hebben aangehoord, konden wij ook niets anders dan concluderen dat het een gat in de markt was. Hoe vaak baalde je immers niet dat je gymschoenen hagelwit waren en iedereen vroeg of je nieuwe schoenen had. En hoe vaak deed je met pijn in hart afstand van die versleten exemplaren die weer en wind, festivals en trektochten had overleefd. Het was niet meer dan logisch dat als je sneakers op de markt zou brengen die een superieure kwaliteit verenigen met het uiterlijk van schoenen die van voor de eerste wereldoorlog waren, dat je dan rustig aan de bar kon gaan zitten om het geld binnen te zien stromen. Tot een prototype is Kees nooit gekomen maar telkens als hij nieuwe All Stars koopt begint hij er weer over.

Mijn idee om nee te gaan verkopen op de vrijmarkt in Amsterdam is het enige plan dat we ooit hebben uitgevoerd. Begonnen als een leuke gedachtenspinsel die iedere Koninginnedag werd geopperd, moest het er ook een keer van komen. Het was te leuk om niet te doen.

We zouden met een man of vijf een leuk stekje uitzoeken. Ieder moest één of twee kratten bier meenemen, afhankelijk van zijn dorst. We zouden boven ons kraampje in grote letters schrijven: wij verkopen nee voor een gulden. Vraag het en we hebben het niet. Met een beetje mazzel zouden we ons bier terugverdienen middels mensen die de grap konden waarderen. Mochten we geen enkele gulden binnenhalen was er nog niets aan de hand want we waren verzekerd van een leuke dag met Bacchus als onze sidekick.

Zo gezegd, zo gedaan. Herman had nog wel een busje en Leo werd van ons vijven het meest in staat geacht dronken over de A2 te sjezen richting de grote stad. We konden ons nog net met onze kratten en kraam naast de V&D in de Kalverstraat installeren. Wij waren ingeklemd tussen een broer en zus die het afgedankte speelgoed verkochten en een tweetal dames die hun kledingvoorraad liever verkochten dan het ergens in Afrika te laten aantrekken door uitgehongerde negertjes. Het duurde minstens een krat voor mensen ons opmerkten. Nadat zowat iedereen zonder enige interesse tonend, onze lege kraam was gepasseerd begon Leo aangemoedigd door de drank zijn marskramerverhaaltje te houden. “Ja, dames en heren komt allen hier. Wij verkopen nee voor het luttele bedrag van één gulden. Vraag het en we hebben het niet”. Een vrouw snapte de grap nog niet echt en vroeg hoe het dan werkte. “Nou mevrouwtje”, zei Leo, “wat wil u graag hebben om vanavond mee naar huis te nemen?” De dame keek nog steeds niet geheel alles begrijpend Leo aan en mompelde iets van koelkast. “Helaas mevrouw, dat hebben we niet. Ik moet u helaas nee verkopen. Da’s dan een gulden alstublieft”. In eerste instantie weigerde ze te betalen maar de omstanders die we inmiddels hadden aangetrokken spoorden haar aan toch te betalen. Het stond immers in koeieletters geschreven dat we nee verkochten voor een gulden.

Vanaf dat moment gingen we als een speer. Mensen vroegen van alles. Van handtekeningen van Michael Jackson tot wegwerpslipjes van Sloggie. Telkens moesten we nee verkopen voor een gulden. We waren ons al rijk aan het rekenen. Binnen nu en een uur zouden we het bier al terugverdiend hebben, een uur later de benzine en de rest van de dag zou pure winst zijn.

Opeens stond er voor onze kraam de vrouw van mijn dromen. Gekleed in een weinig verhullend topje met haar lange manen wapperend in de wind. The ultimate wet dream. Welke droomvrouw je ook thuis zou hebben zitten, je zou haar zo inruilen voor deze ‘hard body’ die nu voor onze kraam stond. Ze bukte zich op een dusdanige wijze voorover dat je het Brusselse kant rond haar decolleté kon zien stralen. Met de meest zwoele stem vroeg ze aan Leo: “Hebben jullie ook leuke mannetjes met een brilletje en een kuif, die ik zou kunnen meenemen voor een wilde avond sex. Die ik dan alle hoeken van de kamer kan laten zien?” Waarbij ze uiteraard haar meest verleidelijke blik mijn kant opwierp. “Nee”, antwoordde Leo, die ik op dat moment iets te grappig vond. “Dat is dan een gulden alstublieft”. De vrouw van mijn dromen mompelde nog iets van jammer, betaalde een gulden en liep weg uit de straat de horizon in.

Als je zo’n grap maakt dan moet je het goed doen en dus niet omkijken. Ik hoopte dat de vrouw daar niet erg sterk in was want als ze had omgekeken was ik haar als een speer achterna gerend. Helaas voor mij had ze wel de humor. Wat wil je, het was de vrouw van mijn dromen. Ze liep de hoek en verdween vervolgens voor altijd uit mijn leven.

Peter Winnen


Het hoogste stijgingspercentage in ons dorp was de dijk op de Hondsneststraat. Een venijnig stukje van ongeveer tien procent. Waarschijnlijk is het minder geweest maar op mijn crossfietsje, dat ik na lang zeuren op mijn elfde verjaardag kreeg, was het een verdomd lastige klim. Ik moest er voor in de pedalen gaan staan. Gewerkt moest er worden en aangezien ik geen versnellingen had kwam ik steevast met een bezweet voorhoofd aan op de top van de col. Wederom had ik dertig meter in een recordtijd afgelegd. Eenmaal bovenaan gekomen trok ik mijn t-shirt strak, stak mijn armen triomfantelijk in de lucht en waande mij Peter Winnen.

De helden uit mijn jeugd zijn op een hand te tellen en Peter was er een van. Op de jaarmarkt in het naburige dorp, die uitgebreider was en voorzien van een groter springkussen voor de jeugd, had ik van mijn zakgeld een sjaaltje van Winnen aangeschaft. Nog vele jaren heeft het de lege ruimte boven mijn bed gesierd.

Peter Winnen die tweemaal zegevierde op de Alpe d’Huez. Die in een rit naar St. Moritz virtueel in het geel reed. Die eenmaal in het Parijs op het schavot stond. Die de rustdag, oh consternatie, met zijn vrouw doorbracht en die nu uitvinder is geworden. Altijd een vreemde jongen geweest.

Hoe vaak heb ik mij niet Peter gewaand als wij het helse end aflegden richting de Efteling. Ik mocht bij mijn vader achterop maar besloot moedwillig met mijn fietsje de heldentocht zelf af te leggen. Dat ik bij ieder stukje helling in de pedalen ging staan en à la danseuse weer een col bedwong. Iedere dag zat ik gekluisterd aan de buis en die ene keer dat ik het niet kon zien zat ik vastgeklampt aan de radio. Met Theo Koomen. Die ene keer was de tweede maal dat Peter in de sprint won van die Zwitser op alweer Alpe d’Huez.

De eerste keer dat ik de Eiffeltoren zag kon het me geen ruk schelen. Sacre Coeur, Notre Dame en Montmartre gingen in de touringcarbus allemaal aan mij voorbij. Ik was niet in de lichtstad voor de kodakmomenten, nee, ik kwam voor mijn held Peter Winnen die de tour in Parijs kwam afsluiten. De slotetappe met de hoogstwaarschijnlijke massasprint op de Champs Elysee.

In plaats van voor de televisie zou ik Peter op enkele meters afstand in het echie voorbij zien rijden. Ik wilde een goede plek en het liefst bij de finish. Drie uur te vroeg stonden we er. Een groot doek was boven de weg gespannen. Dit moest welhaast de finish zijn en het was er niet eens druk. Omdat drie uur nogal lang was offerde mijn vader zich op om onze plek te bewaken terwijl mijn broers en ik voorzichtig de omgeving verkenden. Nooit gingen we te ver of bleven we te lang weg want de rijders konden elk moment langs komen. Mijn moeder was ondertussen in slaap gevallen tegen een dranghek aan.
Een gendarme kwam eraan om te vragen of alles wel in orde was. Mijn vader probeerde in zijn beste Frans de agent uit te leggen dat het een familiekwaaltje was van moeders zijde. Die mensen kunnen overal slapen. Zelfs staand.

Eindelijk was het dan zover. Na eerst een stel amateurfietsers hebben zien rijden, ik maar zoeken naar Peter, en een uur lang de reclamekaravaan te hebben aanschouwd kwam dan eindelijk het peloton. Zoetemelk, Hinault, Kelly, Lubberding en ja, daar was hij, Peter Winnen. Nog acht rondjes en dan zouden ze hier voor onze neus strijden om de eindoverwinning. Na drie rondjes zag ik echter Kelly al de sprint aantrekken. Meerdere volgden en bij de streep aangekomen hielden ze allemaal weer in en lieten zich terugzakken in het peloton. Geen juichende wielrenner die zich van zijn fiets oprichtte. Nee, ze fietsten gewoon door. We stonden bij de tussensprint! Vandaar dat er niet zo veel volk was bij de hekken.

Een half uur later werd mijn moeder wakker. De etappe was al afgelopen en ze vroeg zich af of ze het had gemist. Wij moesten haar vraag met ja beantwoorden, maar we zeiden er niet bij dat ze niet de enige was.

De dolle dwaze dagen


Met het verstrijken van de jaren wordt ook ik een stukje serieuzer. De tijd van doelloos tegen alles aantrappen moet ik misschien toch maar achter me laten om mijn zilvervloot te verzilveren. De uitzet moet bij elkaar worden gesprokkeld en daarvoor is een dagje Ikea met de vriendin onvermijdelijk. Het is niet meer brallen aan de bar over hoe de wereldvrede volgens jou tot stand moet komen. Nee, het is nadenken over welke kleur gordijnen het best passen bij de bank en of dat bijzettafeltje er dan nog wel bij kan. Vandaar dat ik het afgelopen weekend om half acht naast mijn bed stond om naar de Bijenkorf te gaan voor ‘de drie dwaze dagen’. Ze hadden namelijk de gordijnen die zij zo leuk vond in de aanbieding. “Scheelt toch honderd gulden”, deelde ze me mee, “maar we moeten er wel op tijd bij zijn”.

Zaterdagochtend vroeg opstaan deed ik geloof ik voor het laatst toen ik nog een krantenwijk had, wat toch minstens tien jaar geleden moet zijn geweest. Natuurlijk waren we de nacht ervoor niet tijdig naar bed gegaan, we hadden immers genoeg karakter. Voor de gelegenheid had ik aantal bekers drinkontbijt in huis gehaald om in die vroege ochtend tijd te besparen. Konden we toch nog iets langer blijven liggen. Het slaap moesten we echter nog uit onze ogen wrijven toen we om half negen voor de deur stonden.

We waren een van de eersten en ik merkte nog vrolijk op “dat je zult zien dat het helemaal niet druk wordt”. Mijn woorden hadden amper mijn mond verlaten of achter ons werd de mensenmassa groter en zwarter. Veel beteuterde gezichten van mensen die moesten ondervinden dat ze iets te laat uit de veren waren gekomen en misschien wel hun koopobject van die dag zouden mislopen.

Voor ons stond een wat kleinere dame op leeftijd en eenmaal in gesprek met elkaar gekomen -je kweekt toch een band met elkaar zo wachtend voor een winkeldeur- bleek dat ze al twee dagen achtereen hier stond te wachten om als het negen uur is naar binnen te stormen en te graaien in de bakken. Ze was ons van dienst door te vertellen hoe we het snelst op de afdeling konden komen waar de gordijnen lagen. “Dan moet je hier rechtsaf, of nee, je moet hier rechtdoor en dan is het op de tweede verdieping gelijk rechts”. Ze wist er ook nog bij te vertellen dat de deuren aan de andere kant van het gebouw ook op dezelfde tijd geopend zouden worden, maar omdat die zogezegd verkeerd opengaan stond ze aan deze zijde van het pand geïnstalleerd. Naast me stond een vrouw te vertellen aan haar vriendinnen in welke volgorde ze haar boodschappen ging doen. Ze wist namelijk precies welke dingen het hardst gingen lopen.

Om klokslag negen uur was het dan zover. De deuren gingen open en als gekken stormden we met z’n vijfhonderden het pand in. Rechtdoor de roltrap op en bij de tweede verdieping gelijk rechts. De bak met gordijnen hadden we al snel gevonden en er was al iemand aan het graaien naar wat voor het raam van mijn vriendins flatje moest komen. Eenmaal in het bezit van het textiel rekenden we af en gingen eens rustig kijken naar alle gekheid die inmiddels was losgebarsten in de winkel.

Oma’s vergezeld van hun echtgenoten klommen op de kinderspeelgoedafdeling over elkaar heen om toch maar die tickle-me-ernie te bemachtigen. Op de intercom was er een live verslag van een man die constant aan het orakelen was over de aanbiedingen die we die dag allemaal hadden. Ik had wel eens wat gezien op televisie over hoe het er in Engeland aan toe ging en hier werden al die beelden omgezet in harde actie. Dit was poëzie, rock & roll en literatuur. Lachen, gieren en brullen om mensen die graaien naar de laatste badstofpyama omdat deze vandaag bijna de helft goedkoper is.

Op het moment dat het ons allemaal iets te benauwd werd tussen deze koopgrage mensen, besloten we een bakje koffie te gaan halen in het restaurant. Van daar uit had je een prachtig overzicht en kon je het rustig van een afstandje bekijken. Na een klein uur was de lol er wel zo’n beetje vanaf. De leukste beelden zie je toch in het eerste half uur en sensationeler als de dames die bh’s uit elkaars handen grissen zou het voor mij toch niet meer worden.

Huiswaarts zouden we gaan om te kijken of de gordijnen wel pasten bij het bankstel toen mijn vriendin voorstelde om nog even te kijken op de tweede verdieping of er nog exemplaren lagen. Dat hadden we achteraf gezien dus niet moeten doen. Eenmaal aangekomen bij onze aanbieding bleek de hele bak nog vol te liggen en kwamen we tot de pijnlijke ontdekking dat we nog twee uur langer in bed hadden kunnen blijven liggen.

Ja


Mijn leven gaat niet bepaald over rozen. Op de een of andere wijze lukt het me altijd in de doornen te trappen. Het is echter wel goed voor de literatuur. Onbewust zoek ik waarschijnlijk het ongeluk op en ontmoet ik vrouwen die voor me vallen maar te lelijk zijn voor het ware proza, of ontmoet ik godinnen waar ieder woord te weinig is om de schoonheid te bevatten in enkele regels. Bovendien is die laatste categorie meestal niet geinteresseerd in mij of de eindeloze woordenbrei die ik over ze heb uitgestort.
Zo was er de schoonheid met het puntje op haar neus. Zoals daar ook schoonheden waren met een wipneusje of wiebelkontje, zo had Natas een puntje op haar neus en op die wijze is ze ook in de jaarverslagen beland.

Natas was onbereikbaar. Mijlen ver weg en hoog in de lucht leek ze te zweven. Een ieder die haar daar probeerde te vangen kreeg nul op het rekest en zo ik ook natuurlijk. Natas beschouwde ik als een godin. Als eeuwig stromend water, vrolijk kletterend en altijd met een grote levenslust. Wie deze engel kon vangen was God en verzekerd van het eeuwigdurend geluk. Lyrisch werd je ervan en elke nacht stierf ik duizend doden voor het moment dat onze lippen elkaar zouden beroeren in de avond zonder einde.

Na enige weken voortdurend haar voetsporen gevolgd te hebben, ik had ze desnoods willen gieten in gips om boven mijn bed te hangen, mocht ik haar na een vermoeiende avond naar huis brengen.

Ze hadden bij haar thuis een modale huiskamer met modale meubeltjes en twee modale Ikeabankjes. Ik nestelde mij op de ene en zij ging uiteraard op de andere zitten. Zo zaten we daar en de lieve engel vertelde me waarom het allemaal niet kon. Dat ik wel lief was, maar niet bepaald het beeld van wat zij in haar ogen had als zijnde de ideale man.

Ik zat daar maar. Staarde voor me uit. Me realiserend dar zij iedere morgen hier op pantoffels naar beneden kwam sloffen in een veel te kort t-shirt waardoor je net een gedeelte van haar slipje kon zien.
Ik zat daar maar. Ik twijfelde of ik de stoute schoenen moest aantrekken of als pantoffelheld op sokken huiswaarts keren. In de kamer hing een vreemde gloed als ware het de hemel. Een gevoel van het-zit-wel-goed bekroop me, maar ik dorste niet van de bank vandaan te komen om op haar bankje plaats te nemen. Alsof ik vastgeplakt zat met mijn angstzweet in de kussens zat ik daar maar.

Het moment was aangebroken dat ze mij bedankte voor de lift naar huis. Ze moest nu maar eens gaan slapen en bij het uitspreken van die woorden wist ik dat er een punt was gezet achter een relatie die nooit iets was en die nooit iets zou worden. Het einde van een drama. Geen film met een klef happy end, maar gewoon een alledaags blauwtje. Het deed godverdomme pijn.

Wij hielden in de loop der jaren toch contact. Eens in de zoveel tijd spraken we af om bij te kletsen en die ene catastrofale avond leek ook in mijn ogen allang verleden tijd. Tot het moment dat ze vertelde dat ze haar ideale man gevonden had. Ze ging trouwen.
Verheugd vertelde ze mij het nieuws. Nu was Natas voor mij geen engel meer of onbereikbare godin, dus vroeg ik haar of wij ooit levensvatbaarheid hadden gehad. Dat als ik toen die avond van de bank was opgestaan, als ik het angstzweet had overwonnen om naast haar te gaan zitten, of het dan wat geworden was.
Ze zei ja.

Ik heb het kutwijf nooit gemogen.

Sjendie


In mijn herinnering was ik zes of zeven jaar toen ik samen met mijn broers verkleed als Smurf naar het carnavalsfeest in het dorpshuis ging. Wekenlang had mijn moeder zich uitgesloofd achter de naaimachine om ons zoveel mogelijk op smurfen te doen lijken. We hadden een witte broek met kussenvulsel gevuld om ons echte smurfenbenen te geven en op de billen een blauw piepschuim bolletje. Ons Smurfje. Met blauwe t-shirts en een bij de feestwinkel aangeschaft smurfenmasker was het plaatje compleet op onze mutsen na. Ook deze werden door mijn moeder vakkundig van een vulling voorzien en gedrieën stalen we de show op het feest en wonnen zowaar de hoofdprijs: tien gulden de man.

In de daarop volgende zomer nam ik deel aan het door het jeugdwerk georganiseerde talentenjachtje. Twintig jaar geleden was dat nog een ware happening en werden er dansjes gedaan en toneelstukjes opgevoerd in plaats van de nu gebruikelijke playback-acts. Madonna en Michael Jackson hadden hun intrede nog niet gedaan in onze jeugdcultuur. Samen met Henry en Marco deed ik een door mijzelf gecomponeerd a capella nummer ‘Ik heb de balen aan school, yeah, yeah’. We noemden ons de Spencers en droegen lang voor de Easy Tune zijn intrede deed toepasselijk spencers. We werden tweede. Een dansact van twee lieftallige meisjes was ons voor en we vingen zowaar weer tien gulden de man.

Nu had ik rond deze leeftijd nog geen benul van sex & drugs & rock & roll. Mijn sex was beperkt tot die ene middag met Monique, dat we samen ontbloot op elkaar lagen en verder niets. Rock & roll was Vader Abraham & de Smurfen, André van Duin en de Pussycat elpees van mijn vader. De drugs was Shandy (spreek uit sjendie).

Sjendie was dé heavy drink voor ons kinders. Met die tien gulden die ik won voor mijn smurfenkostuum kon ik maar liefst zes flesjes kopen. Sjendie mocht namelijk van onze ouders omdat er maar een miniem percentage aan alcohol inzat. Er zat echter wel een boel schuim op dus voor ons leek het net bier. Een aantal jaren daarvoor was Snor op de markt gekomen. Een cola-achtig drankje dat ook een grote schuimkraag had en bij opdrinken een snor van schuim onder je neus achterliet. Ook bijna bier. Snor werd echter niet de grote hit op de markt en toen kwam dus Sjendie.

Op de woensdagmiddagkinderfeestjes werd het langzamerhand geïntroduceerd en in drie maanden tijd was het dé drug voor iedere lagere scholier. Op de verjaardag van mijn neef toen ik hopeloos verliefd was op Astrid en zij niet op mij, heb ik voor het eerst mijn verdriet verdronken en ben bezopen geworden van Sjendie. Ik heb staan kotsen, moet waarschijnlijk de dag erna mijn eerste kater hebben gehad en heb sindsdien geen druppel meer op van het spul.

Mijn neefjes hebben nu de magische leeftijd bereikt dat ook zij naar dit soort feesten gaan. Met carnaval hadden ze onze oude smurfenkostuums aan die mijn moeder zorgvuldig had bewaard. Alles komt namelijk ooit terug. Alleen is Vader Abraham zijn zeven zonen voorgoed kwijt en kan hij de mosterd niet meer vinden. De Smurfen hebben een housebeat gekregen en Sjendie kennen mijn neefjes niet. Ze drinken cola en vreten M&M’s alsof het pillen zijn. Vroeger heette dat Treets en draaiden we Meat Loaf, Cheap Trick en The Village People. De tijden veranderen en toen ik laatst in voetbalkantine Sjendie tegenkwam en het in een vlaag van sentiment opdronk, bleek het niet te zuipen.

Standbeeld


In een vorig leven, zoals daar ook zijn de verre verledens en af en toe de blauwe maandagen, heb ik een vriendinnetje gehad dat op de kunstacademie zat. Al van kinds af aan was ze creatief in de weer met potlood en papier en het was dan ook onvermijdelijk dat zij een poging zou wagen toegelaten te worden op de academie. In de periode dat ik iets met haar kreeg was ze net begonnen en tegen de tijd dat ik besloot de relatie te be‘indigen was ze net klaar en stond op het punt te ontdekken hoe de wereld er uit ziet voor een pas afgestudeerd kunstenares.

Gedurende die periode heb ik uiteraard haar werk gevolgd. Niet dat er al sprake was van extreem verschillende periodes in haar werk, maar ik heb het wel zien groeien tot wat het was toen onze geschiedenis samen afliep. In haar latere periode, zeg maar het eindexamenjaar, heeft ze het beeldhouwen ontdekt. Mijn broer noemt de kunstacademie altijd smalend de vingerverf-en kleischool en dit keer moest ik hem gelijk geven.

Dat hele laatste jaar heb ik haar zien kleien en de keren dat er een schets uit haar potlood kwam, was dat om een proefdruk te maken voor wat later een beeldhouwwerk moest worden. Omdat je bij de eindexamenexpositie altijd vlammend uit de hoek moest komen had ze bedacht om een menselijke sculptuur te kleien op ware grootte. Naar het model hoefde ze niet lang te zoeken. Omdat ik dankzij een baan in de horeca overdag zeeën van tijd had, mocht ik model staan.

Voor de gelegenheid had ze zichzelf op de academie een lokaal toegeëigend zodat ik in alle rust in mijn blootje kon poseren. Ze wist niet exact hoe ze me als beeld wilde neerzetten dus mocht ik in alle houdingen gaan staan en zitten totdat ze iets van haar gading zag. Vervolgens zou er dan gekeken worden of ik de houding wel een week kon volhouden en na een halve dag had ze haar beeld gezien en kon ik mijn positie innemen.

Ik lag erbij alsof ik met een glas aan mijn oor gedrukt, aan de grond aan het luisteren was naar wat de onderburen aan het uitspoken waren. Mijn kont werd daarbij fier in de lucht gestoken en mijn geslachtsdeel kreeg door mijn licht gestrekte benen ook de volle aandacht en werd met het beeld vereeuwigd.

Het was die winter erg koud en omdat poseren dan niet een echt aangename bezigheid is, had ze een straalkacheltje voor me geregeld. Dat hoort schijnbaar bij het model staan maar voor mij hoefde het liever niet. Dankzij de fijne houding waarin ik mij bevond was mijn sluitspier al snel schraal van de hitte geworden. Als ik het kacheltje elders plaatste verbrandde het zowat de haren op mijn hoofd en wanneer het nog verder weg werd geplaatst had het geen effect meer.

Na een week zwoegen van haar zijde en stilzitten van mijn kant was het af en kon het in de oven om gebakken te worden. Drie maanden later stond het beeld op de expositie en kon iedereen zich een beeld vormen van mijn geslachtsdeel met bijbehorende zak omdat ze die ook vakkundig vormgegeven had. Mijn toenmalige schoonvader heeft het ook gezien. Hij vond me al niet leuk omdat ik met zijn dochter ging, maar hier stond toch echt het bewijs dat er veel meer gaande was dan alleen maar zoenen. Het maakte zijn sympathie voor mij niet echt groter. De opluchting zal bij hem ook wel erg groot zijn geweest toen hij hoorde dat onze relatie over was.

Het beeld kon natuurlijk daar niet blijven staan. Na afloop werd je geacht het werk mee naar huis te nemen tenzij iemand het wil kopen uiteraard. Niet dat iemand enige interesse toonde in de sculptuur van mij overigens. Haar ouders waren gelukkig in het bezit van een grote tuin en haar moeder stelde voor om het daar zolang te plaatsen.
Nu is deze geschiedenis alweer van een aantal jaren geleden en misschien is het beeld allang bij een andere eigenaar, maar bedacht ik mij van de week: als het niet zo is dan heeft mijn ex-schoonvader nog enkele jaren elke ochtend kunnen genieten van het aanzien van mijn ballen.

Biologie


Het was op de verjaardag van mijn moeder dat Jolan belde met haar vreemde verzoek. Haar vraag was zo vreemd dat ik het ook had onthouden als ze op een andere dag had gebeld. Jolan had namelijk een fotograaf in haar kennissenkring die gespecialiseerd was in schoolboeken. Voor een biologieboek was hij nog op zoek naar een man die naakt wilde poseren zodat de schooljeugd onderwezen zou worden over de uiterlijke geslachtskenmerken van een man. Jolan dacht dat het wel iets voor mij zou zijn. Hoe ze daar bij kwam weet ik niet maar ik zou er honderd gulden voor vangen en het was, zoals zij zei, maar een kwartiertje werk.

Voor dat mensen denken dat geld de doorslag gaf wil ik nog wel drie redenen geven waarom ik het uiteindelijk gedaan heb. Eén is dat een hele generatie jongens zich minder genant in de kleedkamer hoefde te voelen omdat mijn klokkenspel de maatstaf zou worden voor de aanstormende pubers. Twee is dat een beetje artiest tijdens zijn carrière geconfronteerd wordt met naaktfoto’s uit het verleden die hij had laten maken wegens geldgebrek. Nu had ik wel geen geldproblemen, wat wilde je met drie krantenwijken, en ik was nog geen internationaal gerenommeerd tieneridool, ik kon het maar beter achter de rug hebben. De laatste reden was dat de aanblik van giechelende tienermeisjes die me herkennen op straat me wel leuk leek.

De fotosessie vond plaats in het aan huis gebouwde atelier van fotograaf Theo. In eerste instantie was hij geschrokken van mijn tatoeages omdat zoiets niet kon in een biologieboek, maar toen bleek dat als ik me lichtelijk draaide er niets van te merken was, vond hij me een mooi lichaam hebben. Ik dacht gelijk met een oude viezerik van doen te hebben maar daar was geenszins sprake van. Zelfs zijn dochter had model gestaan voor het boek als de dame die haar benen in de beugels bij de gynaecoloog had geïnstalleerd. Wegens een te groot gevoel van schaamte is er echter niet meer dan een plukje schaamhaar in het boek te zien.

Nee, dan ik. Frontaal en in volle glorie ben ik alweer negen jaar lesmateriaal en op wat voor een wijze! Theo leek het namelijk leuk als ik een macho bodybuildingpose zou aannemen. Zeg maar het beeld van een man die voor hij bij zijn vrouw het bed induikt, zichzelf nog even op de borst trommelt om de Neanderthaler in hem boven te halen. Theo had zijn andere modellen ook in die houding laten poseren en het zou leuk zijn als je enkele generaties op een rij zou zien in een zelfrelativerende houding. Dus ook het jongetje met de nog niet ingedaalde ballen en de oudere heer die de eerste grijze haren in schaamstreek heeft zien uitvallen van armoede.

Als beloning kreeg ik zoals gezegd een meier maar ook een exemplaar om later aan de kleinkinderen te tonen. Veel valt er echter niet te tonen want van de mannelijke naakten ben ik de enige die met die Neanderthalerpose is afgedrukt.

Uiteindelijk is het wel een grappige ervaring gebleken. Niet alleen is mijn lid nu de meetlat voor de huidige generatie pubers, bovendien kan ik nu zelf mijn bierbuik vergelijken met het strakke buikje dat ik vroeger toch echt gehad heb. Uiteraard ben ik ook herkend. Als barman in een kroeg waar veel jongeren komen was het niet te vermijden dat er wel eens een giechelend meisje aan de bar kwam om een cola te bestellen. Tussen neus en lippen vroeg ze naast een drankje ook of ik het was die in haar biologieboek stond. De beroemdheid ben ik niet geworden maar toen ik een jaar of wat geleden bij mijn platenboer naar een ceedeetje zat te luisteren werd het boek, op mijn bladzijde opengeslagen, plotsklaps onder mijn neus geschoven. Ik draaide me om en achter mij stond een Spice Girl in de dop die vroeg of ik een handtekening wilde zetten.

Lowlands (2)


Een ezel stoot zich nooit tweemaal aan dezelfde steen, dus toen ik dit jaar naar Lowlands ging had ik me grondig voorbereid. Vorig jaar was me maar al te goed bijgebleven, toen ik de tent die ik met vriend Menno zou delen niet kon vinden. Ik zag mij genoodzaakt een nacht in de vrieskou te moeten slapen. Ik kwam namelijk een dag later en Menno was niet zo slim geweest om een herkenningsteken te plaatsen op ons onderkomen. Onze tent bleek verdacht veel te lijken op de andere drieduizend tenten die op het terrein stonden. Eenmaal Menno getraceerd bleek hij ineens de kunst van het spoorloos verdwijnen onder de knie te hebben en was ik, zoals gezegd, genoodzaakt me onder de blote sterrenhemel ten ruste te leggen, na een avond vol van drinkgelag.

Nee, dit jaar zou ik het anders aanpakken. Ik was namelijk zo slim geweest de tent van mijn broer te lenen. Nu moet u weten dat mijn broer nog meer van de jaren negentig is dan ik, dus als hij iets aanschaft moet dat het nieuwste van het nieuwste zijn. Het liefst nog het hightechst van het hightechst. Hij heeft dan ook zo’n slaapmatje dat bij het indrukken van een knopje zichzelf opblaast. De tent die hij had aangeschaft is oorspronkelijk bestemd voor Himalaya-expedities en het mooist van alles is dat daar dus maar een stok in hoeft. Met haringen vervolgens vastzetten en dan kan je lekker languit liggen in een eenpersoons bungalow met een geschatte straatwaarde van duizend gulden.

Dat zelfopblaasbare matje mocht hij houden. Ik wilde namelijk nog enige vorm van campinggenot hebben. Dat wil zeggen: gebrek aan luxe en comfort. In de tuin van mijn ouders had ik een middagje geoefend met opzetten en inderdaad, binnen de vijf minuten was de tent opgezet en klaar voor gebruik.

Lowlands begint normaliter op vrijdagavond, maar de echte die-hards trekken donderdagavond al naar het terrein voor een onvergetelijke night-before-experience. Wat inhoudt dat je lekker indrinkt met de blikken die je van thuis hebt meegenomen. Is tevens een stuk goedkoper. Toen we om tien uur voor de poorten stonden bleken we er nog niet in te mogen en werden logischerwijze de eerste trays met bier opengebroken om de tijd te doden en het plezier te verhogen. Rond middernacht bleek het dan eindelijk zo ver. We mochten het terrein op om de tenten te installeren en men kon wel zeggen dat ik aardig aangeschoten was. Misschien was ik zelfs wel dronken, want toen ik de tent wilde opzetten, bleek ik de gaten maar niet te kunnen vinden waar die enige magische stok dan doorheen zou moeten. Iedereen kwam kijken, gaf een tip of waagde een poging. De tent bleek ineen keer zo geavanceerd te zijn, dat niemand de oplossing vond voor het plaatsen van die ene stok. “Ach”, zei Menno, “gooi die hele tent maar bij mij in de iglo, dan zetten we die morgenvroeg wel op. Dan is het buiten helder en zijn wij ook helder”. Natuurlijk vond ik dit een geweldig plan. De hele groep die met me was meegegaan stond al een kwartier te wachten om echt te gaan feesten. Ik zelf was inmiddels ook al weer toe aan een biertje.

De volgende ochtend stond ik met een lichtelijke koppijn op. Ik trok de tent uit de tent en wilde wel eens weten hoe die ene stok er dan wél in moest, toen ik tot de ontdekking kwam dat de haringen spoorloos verdwenen waren. Aangezien op een love, peace & happiness festival als Lowlands, dat soort dingen niet gestolen worden, hadden we al snel het vermoeden dat de haringen bij iemand onder de tent lagen. Het leek ons erg plausibel dat zoiets gebeurd kon zijn bij het opzetten van ons kampement de avond tevoren. Maandag zou ik er dus hoogstwaarschijnlijk achter komen waar die haringen gebleven waren.

Een ezel stoot zich dus zogezegd niet aan dezelfde steen, maar weer lag ik bij Menno in de tent en met de ladingen bier die we achterover sloegen was het niet te vermijden dat we elkaar zo ongeveer de tent uit deden rotten. Weer zo’n reden waarom je eigen tent zou willen. Maar ja, waar waren die haringen?

De maandag na Lowlands, bij het afbreken van de tenten, konden we de haringen niet vinden. Niemand die zijn tent per ongeluk had geplaatst over het materiaal dat mijn slaapplek overeind had moeten houden. Al met al kwam het neer op een aardige sof. Mijn broer kennende zouden dat ook nog wel eens hele dure haringen zijn geweest.

Eenmaal thuis gekomen vroeg mijn moedertje hoe het met de tent van broer Pim was gegaan. Ik vertelde haar het verhaal van de verdwenen haringen en ineens begon bij haar iets te dagen. “Ja, maar Pim is voor jou nog weggeweest met die tent. Waar naartoe ook alweer? O ja, naar die zonsverduistering. Volgens mij is hij ze daar kwijtgeraakt. Dat weet ik eigenlijk wel zeker”.
Vandaar dat ik besloten heb om volgend jaar tijdens Lowlands te overnachten in het dichtstbijzijnde hotel.

Lowlands (1)


Als het ding twee weken lang heel zou blijven in Frankrijk waren we allang tevreden, maar uiteindelijk heeft de tent, type iglo, het volgehouden tot aan de pijnlijke verdeling van de inboedel. Of er nog leven in de tent zit weet ik niet en ook niet op welke zolder ze nu stof loopt te vergaren.

In die twee weken Nice heeft ons koopje, hij was maar honderdtien gulden, zich wonderbaarlijk overeind gehouden en is later alle zomerfestivals meerdere malen onze behuizing geweest als we ons weer met teveel alcohol, na een lange avond live-muziek, ten ruste legden. Twee jaar geleden kreeg de tent een fikse knauw door een nachtelijke val, maar als je niet lette op de vorm van onderdak, kon het nog steeds doorgaan voor een type iglo. Afgelopen jaar moest ik het echter zonder deze behuizing stellen omdat besloten was dat ik de slaapzakken mocht houden en zij de tent.

Zodoende kwam het dat ik dit jaar op Lowlands bij mijn beste vriend in de iglo zou kruipen om de roes uit te slapen. Ook hij was toentertijd mee naar Frankrijk gegaan en had dezelfde tent aangeschaft. Naar nu blijkt was die aanbieding een erg goede, want ook zijn exemplaar had de tand des tijds goed doorstaan.

Hij vertrok al een dag eerder richting het festival en zou me op mijn werk de plaats van ons onderkomen doorgeven. Ergens om vier uur belde hij dan ook op om te vertellen dat we op camping drie stonden. Links in de hoek. “Menno, weet je wel hoe groot camping drie is?”, probeerde ik nog te vragen, maar hij had al opgehangen.

Camping drie bood plaats aan zo’n zesduizend tenten, dus laat links in de hoek er een kleine duizend geweest zijn. Een eerste aanblik van het kampeerterrein leerde me dat minstens driekwart van de mensen dezelfde soort iglo hadden aangeschaft als wij toentertijd. Menno was ook niet zo slim en bijdehand geweest om een briefje op zijn exemplaar te hangen met het berichtje:’Maarten, hier zit ik’.

Ik meende me nog te herinneren dat zijn tent een zelfde soort knik had als de mijne. Tijdens mijn zoektocht keek ik ook af en toe in een tent om te zien of ik zijn spullen herkende. Wist ik veel dat hij de week een nieuwe rug- en slaapzak had aangeschaft. Naar later bleek was mijn eerste blik, in de eerste iglo de juiste, maar omdat ik zijn aftandse pukkel niet herkende was ik genoodzaakt mijn spullen bij wildvreemde mensen te stallen.

In de loop van de avond kwam ik Menno op het festivalterrein tegen. Links van de P.A., op onze vaste plek. Ik probeerde nog kwaad op hem te zijn vanwege het feit dat hij de lokatie van onze tent zo duidelijk had doorgegeven, maar aan zijn staat van ontbinding te zien leek het me beter in hetzelfde tempo mee te drinken. Toen we haast niet meer op onze benen konden staan besloten we het een dag te noemen en zou ik eindelijk te weten komen waar de iglo stond. Ware het echter niet dat ik Menno ineen keer kwijt was. Na nog een tijdje vergeefs gezocht te hebben ging ik maar naar de mensen bij wie ik mijn spullen had mogen achterlaten. Ook zij bleken aan het eind van hun Latijn en wie weet hoe lang ze al lagen te ronken terwijl mijn tas buiten in de vrieskou stond. Mij restte niets anders dan in de open lucht te gaan slapen.

Gelukkig had ik mij bij de inboedelscheiding de slaapzakken toegeëigend die tot min tien graden comfort boden aan de vermoeide mens. Ik legde mij neer op een tactische plek, bij de ingang van camping drie en hoopte dat Menno me op zou merken als hij richting de tent liep.

Dat hij dat niet gedaan heeft bleek toen ik de volgende ochtend wakker werd op dezelfde plek als waar ik was gaan slapen. Na wat lopen schreeuwen op het kampeerterrein had ik dan eindelijk Menno en de iglo getraceerd. Zijn kortstondig geheugen had het klaarblijkelijk begeven en Menno wist zich niets meer te herinneren van de avond tevoren. Ik vertelde hem van de barbaarse omstandigheden waarin ik de afgelopen nacht had doorgebracht en dat ik nog wel op een dusdanige plek was gaan liggen waar hij me kon opmerken.

In de loop van de dag kwamen zijn herinneringen beetje bij beetje naar boven. Tijdens het optreden van Autopulver wendde hij zich ineens tot mij. “Dus jij lag bij de ingang van camping drie te pitten? Dan heb ik jou wel zien liggen! Ik dacht nog bij mezelf: die gast moet wel erg dronken zijn dat hij niet eens meer naar zijn eigen tent kan lopen!”
Het moge dus duidelijk zijn dat ik na afloop van Lowlands mijn eigen tent heb gekocht.

De trip van Malta


Eens in de zoveel tijd krijg ik post van Simone die nu al weer meer dan twee jaar in India op zoek is naar zichzelf. Een van de brieven die ik kreeg was vergezeld van een in stevig cellofaan verpakt aantal LSD-tripjes. In haar schrijven vertelde Simone me dat de bijgevoegde twee vierkante centimeter goed genoeg was voor negen geweldige ervaringen. Het beste was volgens haar het spul in te nemen in een natuurrijke omgeving. Aangezien ik enkele weken later low-budget naar Malta zou gaan met vriend Menno, leek het me een leuk idee om het aangename met het aangename te combineren en de LSD het vliegtuig in te smokkelen. Mij kon je niet wijs maken dat hasjhonden ook getraind zijn in het opsporen van papertrips. Bij het inchecken op Schiphol was ik de koelheid zelve. In Valetta aangekomen was het feit dat ik professioneel drugskoerier was, ik was immers niet gepakt, al reden genoeg om in een halve trip te belanden.

De eerste dagen was het vooral plannen maken. We stippelden een mooie wandelroute uit die ons zou voeren langs een eeuwenoud fort, gehavende bunkers uit de tweede wereldoorlog, om de trip te besluiten met een verblijf aan de waterkant. Met achter ons de stijl oplopende kliffen van Malta was de werking van de LSD misschien zo goed, dat ik hallucinerend in staat was de Italiaanse kust te zien. Ik zou namelijk als proefkonijn dienen terwijl Menno me in de gaten hield. We wisten niet wat voor werking de drugs zouden hebben en dus was het fijn als een van ons tweëen bij zijn positieven was.

De dag van de grote trip hadden we eerst nog een uurtje in de zon liggen bakken. We hadden het thuisfront beloofd bruin terug te komen. Het moment was daar dat ik het spul inslikte. Simone had in haar schrijven verteld dat het na een klein uurtje zou beginnen te werken maar ze was vergeten te vermelden hoe je het moest innemen. We gingen ervan uit dat het net zo was als met paddestoelen dus slikte ik het ineens door. Met onze wandelschoenen aan togen we richting het eeuwenoude fort dat we volgens de planning in een klein uurtje zouden moeten bereiken. Tegen die tijd zou ik de andere verrassende kant van Malta moeten zien maar er gebeurde niets.

“Voel je al iets?”, vroeg Menno en op mijn ontkennende antwoord besloten we richting de bunkers te gaan. Het kleine uurtje van Simone zouden we dan wel ruim moeten nemen. Bij de ruïnes van de tweede wereldoorlog aangekomen kwamen we tot de conclusie dat het spul niet werkte. We waren al bijna twee uur op weg, werden al aardig bruin in de snikhete zon en besloten dan maar natural high te worden van het uitzicht op het water. Eenmaal totaal afgesloten van de buitenwereld, zittend op een rotsje en luisterend naar het klotsen van de zee tegen de stenen, wisten we zeker dat of de LSD niet werkte, of ik had het verkeerd ingenomen. Stomme Simone, waarom schreef ze dan ook niet hoe je het moest gebruiken?

Na bijna vier uur in de Maltezer zon te hebben gelopen kwamen we aan in ons appartementje. We staakten het drugsexperiment om even lekker ontspannen te kijken naar de Oprah Winfrey Show. Omdat we die middag niets gegeten en gedronken hadden deden we een aanval op de ruim gevulde koelkast. Met elk een zak chips en een fles cola in de handen, keken we naar een interview met een filmster die schijnbaar een nieuwe film uit had die gepromoot moest worden.

Ineens begon mijn maag vreemde kuren te vertonen. Het beeld van Oprah was niet meer zoals ik het kende en dat was niet vanwege de slechte ontvangst. “Volgens mij begint het te werken Menno”. Ik liep door de kamer om te kijken of ik nog meer dingen zag die niet strookten met de werkelijkheid. Ik voelde mijn benen haast niet meer en bij de deur aangekomen wist ik zeker dat de LSD begonnen was mij in hogere sferen te brengen. “Ik voel me heel raar en die deur klopt ook niet! Het is net die deur die ze hebben bij Sjakie en de Chocoladefabriek. Dat als je er naar toe loopt, dat ie dan ineen keer heel klein is”. Menno kwam kijken en kwam tot dezelfde conclusie. Ook hij voelde zich raar. “Hoe kan dat nou?”, riep ik nog. “Je hebt het spul niet eens op”. “Toch is het zo”. Ook Menno verbaasde zich over de kleuren van het scherm en voelde zich niet al te best. Vermoeid maar vooral verbaasd vielen we binnen vijf minuten in slaap en hebben beiden heel vreemd gedroomd.

‘s Avonds in de bar vertelden we ons vreemde avontuur aan de buurman. De man keek ons nog eens diep in de ogen aan, zette het vervolgens op een lachen om tot de conclusie te komen die wij ook hadden kunnen bedenken. “Dat”, zei hij zijn lachtranen bedwingend, “dat is nu een zonnesteek!”.

Wednesday, June 30, 2004

Voetbal


Voetbal kijk ik niet in een kroeg. Wegens geluksfactoromstandigheden. De laatste keer dat ik in een horecagelegenheid naar een wedstrijd keek verloor Nederland niet alleen met penalty’s, maar kwam ik ook in het bezit van een strafblad. Want ja, je verdrinkt je verdriet en dan wil je nog wel eens baldadig worden. Hoewel baldadig niet het juiste woord is. Je kunt beter spreken van dom, achterlijk en gespeend van elke vorm van Pavlov. Normaliter pis ik namelijk nóóit tegen de voorgevel aan van de Hema. Dat doe ik meestal, net als de rest, in het straatje náást de Hema. Alleen die avond kende ik geen maat in mijn verdriet en besloot ik de glanzende voordeuren van een nog mooiere coating te voorzien. Totdat dus die politieauto zich zachtjes parkeerde tegen mijn kuiten.

Ontkennen heeft geen zin. Als je met je plasser in de hand staat en de damp nog van de ruit afslaat, dan moet je niet gaan roepen; it wasn’t me. Dan erken je de nederlaag. En geef je netjes je naam en adres op. Maar ook daarin was ik niet netjes. Aangezien ik net verhuisd was kon ik ongezien mijn ouwe adres opgeven en ontsnappen aan de mazen van de wet. Want ja, die enveloppen met aanmaningen heb ik nooit gezien edelachtbare.

Ga echter nooit samenwonen als je nog een rekening hebt openstaan bij vrouwe justitia. Op het moment dat ik dacht mijn vriendin de nodige affectie te tonen door samen onder een dak te gaan wonen, viel er een briefje in de bus namens de koningin. Of ik twee jaar na dato alsnog wilde betalen voor mijn wildplasactie. Gemakshalve was de rente erbij opgeteld en de boete tussentijds verdubbeld, dus die kleine boodschap van toen was nu moeilijk te brengen bij de verse verloofde.

Je hebt een kerel met strafblad. Hij heb lopen zwaaien met zijn piemel omdat het Nederlands elftal verloren had. Sindsdien vindt mijn vriendin het beter voor me als ik niet in een kroeg ga kijken. En geluksfactorhalve is de kans ook groter dat onze jongens doorgaan. Ja, elk nadeel heb z’n voordeel.

Bronsgedrag


Ik moet bij deze bekennen soms wel eens last te hebben van overdreven bronsgedrag. Machoïsme en haantjesgedrag zijn ook mij niet vreemd. Meestal openbaart dit zich in het niets doen naast de dansvloer. Waar in de natuur mannetjes de meest belachelijke capriolen uithalen om de vrouwtjes te lokken, daar wil de mensheid en met name de man, zich uitsloven door het uitermate onbeweeglijk stilstaan aan de zijkant van een overvolle dansvloer. Ook ik heb daar mijn niet-porties aan bijgedragen. Nog steeds is mijn onderbewustzijn in de veronderstelling dat het naast de dansvloer nippen aan je biertje een ontzettende indruk maakt op vrouwen.

Het beste bronsgedrag van de homo sapiens valt te spotten op het fenomeen kermis. Waar vrouwen verkrampt het stuur van een botsauto vasthouden, daar willen de mannetjesexemplaren nog wel eens nonchalant (met één hand) laten zien wat voor een onverschrokken botsautobestuurders zij wel niet zijn. En schijnbaar sorteert het nog enig effect ook, want de dames staan zich in hordes te vergapen aan de Jos Verstappens in hun botsbolides. Pal naast die auto’s staat dan meestal de boksbal alwaar de echte mail-chauvinist-pig met ontblote bovenarmen een mep geeft om het territorium af te bakenen. Daar doe ik dus niet aan mee.

Wel heb ik ooit getracht een meisje te imponeren bij een schiettent. De schiettent is dé ultieme lokatie voor het tonen van je mannelijkheid. De buks als het verlengde van het geslachtsdeel en als je binnen tien schoten raak schiet, een foto als bewijs. Nadeel voor mij bij dit haantjesgedrag was, dat ik nog nooit zo’n ding in mijn handen had mogen vasthouden. De enige ervaring die ik had met een buks was de buurman die mijn voetbal lek schoot. Daar heeft de man geen foto mee gewonnen maar het beeld staat nu nog op mijn netvlies gebrand.

Ik zou wel even voor mijn meisje een leuke foto schieten. Mooie woordspeling, alleen wilde het geweer niet echt meewerken. Waarschijnlijk expres verkeerd afgesteld. Dat hoorde je wel vaker, dat er bij dat soort schiettenten bewust met het materiaal gesjoemeld is. Want natuurlijk geeft de stoere man bij falen het materiaal de schuld.

Naast mij stond een patser eerste klas. Plakplaatjes op de armen met naast hem een dame die behangen was met goud en voorzien van een platinablond kapsel. Of het kogel 1 of 2 was weet ik niet meer, maar mijn buurman was al in het bezit van een foto nog voor het eerste salvo was gelost. Hij schoot rustig door en zowaar, enkele schoten later, kwam daar de tweede polaroid uit de schiettent tevoorschijn. En op die foto stond naast de man een klungelende nietsnut met ook een buks.

Op de foto kon je echter niet zien dat ik aan het misschieten was. Eigenlijk zag het er best wel stoer uit. De man was de beroerdste niet en gaf de foto met een laconiek gebaar aan mij. “Hier”, zei die, “heb je ook iets leuks voor thuis” en hij lachte zijn gouden kronen bloot. Bij het overhandigen van de foto keek ik snel of mijn meisje de actie had gezien. Lichtelijk ongeïnteresseerd stond ze te kijken naar de botsauto’s enkele meters verderop. Nee, ze had niks gezien. Met gepaste trots overhandigde ik haar de foto met daarop het bewijs van mijn mannelijkheid. Ik met buks die raak schiet in de roos. Tot op de dag van vandaag denkt ze dat ik daadwerkelijk een held ben met pistolen en geweren. Niet geschoten is dus niet altijd mis.

Maar echt raak was het ook niet, want een week na mijn actie ging ze ervandoor met een gozer die hoogstwaarschijnlijk bij de boksbal, de meter in het rood doet slaan. Sindsdien beperk ik mijn bronsgedrag tot het professioneel niets doen aan de zijkant van de dansvloer.

Nairobi


Voor wie af en toe genoeg heeft van Hollandse bruine kroegen, van Perzische tapijtjes op tafels, viltjes netjes gerangschikt naast de gesponsorde asbak, ingebakte vliegen op de pispot, volgt hier een leuke uitgaanstip. Dit is voor de avontuurlijke kroegtijgers onder jullie. Die wel eens wat anders willen dan een babbeltje met de barman over het weer. Een leuk alternatief voor je eigenste stamkroeg is de ‘24 hour Modern Green Day Bar’ in Nairobi.

Deze bar is, net als de meeste populaire kroegen in Nederland, gelegen in het centrum. Op loopafstand van menig hotel en dat betekent dat er flink achterovergeslagen kan worden omdat je lopend cq kruipend naar huis kunt. Enige nadeel is dat het centrum van Nairobi zich kenmerkt door steekpartijen, schietpartijen en roofovervallen die iets verder reiken dan de sporadische zakkenroller die in de randstad zijn zakcentjes bij elkaar probeert te verdienen. Maar dan heb je ook wat.

De ’24 hour Modern Green Day Bar’ is zoals de naam al aangeeft vierentwintig uur per dag geopend. Wat dat betreft zijn de sluitingstijden in Kenya beter geregeld dan in menig provinciale stadje. De bar is één keer dicht geweest tijdens een volkstelling in 1963, maar dat is iedereen al weer lang vergeten.

Naast de mooie ligging in het centrum kenmerkt de MGDB zich door haar trendy interieur. Het is het best te vergelijken met een nog in aanbouw zijnde flat waarbij tussen de betonnen pilaren een etablissement is opgetrokken met slechts een paar banken en een bar. Het toilet heb ik niet eens proberen te vinden.

De bar is ook een tikkie anders dan je gewend bent. De barman bevindt zich namelijk achter een imposant hekwerk dat ervoor dient om schorriemorrie tegen te houden. In het hek zijn twee gaten bevestigd die ervoor zorgen dat je als kroegtijger kunt genieten van een onvervalst lauw biertje. Lekker snel dronken worden dus. In het ene gat past precies je geld en door het andere gat wordt de fles ‘Tusker beer’ je aangereikt.

De muziek in de MGDB is ook net iets anders dan je gewend bent. Geen DJ’s of voorgeprogrammeerde computers maar gewoon een ouderwetse jukebox die ogenschijnlijk alleen maar platen bevat van Bob Marley. Ook leuk, zou je denken, maar dag in dag uit Bob Marley gaat je niet in de koude kleren zitten. Mocht je een dansje willen wagen dan is er een klein dansvloertje ingericht voor de jukebox. Precies onder een van de dertig tl-balken die de hele dag door fel in je ogen schijnen.

In de MGDB moet je ook geen bekenden verwachten. Hoewel iedereen wel doet alsof ze je kennen, want een ieder wil namelijk iets van je. Alle hoeren, pooiers en dealers van Nairobi verzamelen zich dagelijks in dit leuke cafeetje en sta er dus niet van te kijken als mensen je vriendje willen worden. En nu we het toch over vriendjes hebben; ga er niet alleen heen. Als toerist wordt je er zo uitgepikt en voor je het weet vinden er dingen plaats die je in Nederland alleen maar in de bioscoop ziet als zijnde harde actiefilm of het betere natuurfilmen.

Als je dan eenmaal zit te genieten van je biertje in dit café dan overvalt je een gelukzalig gevoel. Dat heb je toch maar mooi doorstaan. Maar let op: voordat je met je vriendin proost op een fijne vakantie in Afrika wordt zij lastig gevallen door een hoertje uit de sloppenwijken van Nairobi. Dat hoertje zal aan haar vragen of zij de volgende keer thuis kan blijven. Het feit dat mannen hun vrouwen meenemen op vakantie scheelt hun namelijk een hoop klandizie.
Ja, vriendjes en vriendinnetjes, dat maak je in je eigen kroegje allemaal niet mee.

Pinkpop


Wat is rock ’n roll? Rock ’n roll is rebellie. Dat is Elvis die maar voor de helft gefilmd wordt omdat zijn swingende benen meisjesharten sneller doen kloppen. Dat is de Beatles die met “lange haren” de wereld veroveren en dat ben ik die ingaat tegen de muzieksmaak van mijn ouwelui.

Mijn dag kon niet meer stuk toen mijn vader de door mij aangeschafte plaat van Pink Floyd aanmerkte als kattengejank. Dat was het teken. Ik ben op de goede weg en kocht meer platen in de hoop op vernietigende woorden van paps, die niet verder kwam dan Pussycat en George Baker. En toen mijn aankopen niet meer op neerbuigende recensies konden rekenen vroeg ik mijn ouders of ik naar een popfestival mocht. Met een vriendin van school wilde ik de hele dag in het gras gaan hangen om te kijken naar wat bands. Mijn ouders snapten er niets van. “Wat moet je daar toch de hele dag doen” en wederom zag ik mijzelf als de belichaming van rock ’n roll. Want wat een dag was het. The Pogues, The Red Hot Chili Peppers, Sinead O’Connor en de eerste aanraking van vrouwenborsten! Dit was walhalla. Dit was Pinkpop.

Omdat een treinreis naar het verre zuiden wel erg rock ’n roll was, hadden mijn ouders zich bereid getoond mij en een vriendin van school te brengen en te halen. En daar kwam ik dan rond elven ’s avonds aangelopen met de grootste smile van de wereld. Ik was onoverwinnelijk. Ik was ‘the man’. En met mij natuurlijk nog vele anderen. Je zag mijn moeder vertwijfeld tussen de bosjes kijken richting het festivalterrein; wat is daar in hemelsnaam gebeurd?

Vervolgens komt het kringgesprek. Want voor wie het nog niet weet, het eerste wat je leert naast piesen, poepen en vreten is het kringgesprek. Dat begint al op de kleuterschool maar ook nu mag ik nog steeds tegen collegae op maandagochtend vertellen hoe mijn weekend was. En dat vroegen mijn klasgenoten toen ook. Hoe was het? En ik maakte de stofwolken die opstegen bij de Pogues tot wervelwinden. De Peppers werden door mij omschreven als echt niet van deze planeet en uiteraard werden de borsten van de ‘een vriendin op school’ iets groter voorgesteld dan ze in werkelijkheid waren. En zo ging dat vele jaren door. Iedere dinsdag na Pinkpop kwam ik met heroïsche verhalen thuis over de Black Crowes die ’s ochtends het veld wakker moesten maken, over het dampende festijn dat Mano Negra bracht en de barbaar Marc Almond die het presteerde om zonder gitarist op een podium te verschijnen. Telkens hing men aan mijn lippen en probeerde mijn moeder te achterhalen wat het toch was dat ik met vijftigduizend man de hele dag op een grasveld wilde doorbrengen.

Tot het moment dat Pinkpop op televisie verscheen. Tot Pinkpop een nationaal evenement werd dat op grootbeeldschermen wordt uitgezonden in de kroeg. De eerste jaren was nog leuk. Want Eddie Vedder live van de kraan zien springen op twee meter afstand is toch leuker dan het hangend in de bank te aanschouwen. En als je met een vriendin van school op tv gesignaleerd wordt door je ouders zijn ze niet eens verontrust over of je het wel veilig doet. Nee, ze zijn trots en vinden het ineens wel leuk dat Pinkpop. Ze gaan er zelfs voor zitten. En daar ging het fout met Pinkpop. Ouders die het leuk vinden. Ik weet nog dat ik met een hanenkam thuiskwam om de boel eens flink op te schudden. Het enige wat mijn moeder zei was: leuk. Staat je goed. En dat is dus niet rock ’n roll. Dus als mensen vragen: “Ga je mee naar Pinkpop?”, zeg ik “Nee, ik kijk het dit jaar wel op tv”. Krijg ik er ook nog backstage interviews bij.

Jan Smeets, listen to me. Haal die schijtcamera’s weg! Ik wil niet weten hoe het er backstage aan toe gaat. Dat moet een vaag rock ’n roll mysterie blijven waar champagne vloeit en artiesten worden afgezogen door twee wijven tegelijk! En dan kunnen ook de bezoekers zich weer de happy few wanen. Dan hebben ze de dinsdag na Pinkpop weer wat te vertellen. Dan kunnen ze van dat regenbuitje weer een modderpoel maken en kan het wel zo zijn dat Wealthy Beggar goed was. Zolang Pinkpop wordt uitgemolken en uitgesmeerd op tv met fokking Dolf Jansen en opperlimburger Marco Roelofs zal het nooit wat worden. En als je dat doet wil ik graag een backstagepas krijgen voor mijn gratis advies. Kan ik eindelijk weer thuis komen met een rock ’n roll verhaal.